ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6269

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/3222
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de bewaring van een Vietnamese vreemdeling en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de bewaring van een Vietnamese vreemdeling, geboren in 1966, die momenteel verblijft in het Huis van Bewaring te Ter Apel. De vreemdeling is op 9 september 1999 in bewaring gesteld nadat hij werkend was aangetroffen in een Vietnamese kiosk te Heerenveen. De rechtbank had eerder, op 21 oktober 1999, geoordeeld dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig was. De huidige rechtsvraag betreft of er sinds die uitspraak nog zicht op uitzetting bestaat.

De raadsman van de vreemdeling, mr. P.L.E.M. Krauth, heeft betoogd dat de bewaring na zes maanden onrechtmatig is geworden. De rechtbank verwerpt deze stelling, maar erkent dat er een aanvraag is gedaan voor een laissez-passer bij de Vietnamese autoriteiten. De vreemdeling heeft echter op 11 januari 2000 verklaard niet te willen meewerken aan deze aanvraag en in Nederland te willen blijven. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de bewaring niet automatisch onrechtmatig is geworden na zes maanden, gezien de houding van de vreemdeling en het feit dat hij mogelijk minder identiteitsgegevens heeft verstrekt.

De rechtbank heeft de bewaring op 24 maart 2000 opgeheven, omdat de aanvraag voor de laissez-passer te lang duurt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak hoger beroep instellen bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, zittingsplaats Zwolle.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 00/3222 VRWET Z CM
uitspraak: 30 maart 2000
U I T S P R A A K
op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 26 van de Vreemdelingenwet, toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1966 te B,
nationaliteit Vietnamese,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Ter Apel.
Namens de vreemdeling heeft mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, op 16 maart 2000 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, bevolen op 9 september 1999 en tevens verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft de bewaring op 24 maart 2000 opgeheven, omdat de aanvraag om afgifte van een laissez-passer bij de Vietnamese autoriteiten inmiddels te lang duurt.
Met de vreemdeling is mr. Krauth voornoemd, ter zitting verschenen.
Namens de Staatssecretaris van Justitie is de heer A.H. Straatman, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te Zwolle, verschenen. Verweerder heeft de rechtbank verzocht het resterende verzoek om schadevergoeding af te
wijzen.
Rechtsoverwegingen
Het bevel tot bewaring van 9 september 1999 is gegeven, nadat de vreemdeling werkend is aangetroffen in een Vietnamese kiosk te Heerenveen, nu de uitzetting van de vreemdeling is gelast en omdat het belang van de openbare orde de
inbewaringstelling vordert, zoals nader in het bevel aangegeven (artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, Vw).
Bij uitspraak van 21 oktober 1999 heeft de rechtbank (het voortduren van) de bewaring niet onrechtmatig geoordeeld. Derhalve is thans uitsluitend de rechtsvraag aan de orde of sedert genoemde uitspraak nog zicht op uitzetting
bestaat.
De raadsman heeft betoogd dat de bewaring na zes maanden onrechtmatig is geworden. De rechtbank verwerpt die stelling. Weliswaar moet gezegd worden dat op basis van door de vreemdeling verstrekte gegevens een weliswaar niet geheel
kansloze aanvraag is gedaan om afgifte van een laissez-passer bij de Vietnamese autoriteiten. Daar staat tegenover dat de vreemdeling op 11 januari 2000 heeft verklaard niet te willen meewerken aan de afgifte van een laissez-passer
en bij zijn vriendin in Nederland te willen blijven. Die houding leidt de rechtbank tot het oordeel dat van een harde zesmaanden termijn niet gesproken kan worden, in dier voege dat de bewaring na zes maanden uit het oogpunt van
belangenafweging onrechtmatig is geworden. Daarbij speelt ook een rol dat de houding van de vreemdeling niet uitsluit dat hij wellicht minder identiteitsgegevens heeft geopenbaard dan bij een meer welwillende houding mogelijk was
geweest.
Een en ander in onderling verband beschouwd leidt de rechtbank tot de slotsom dat opheffing van de bewaring niet ontijdig laat heeft plaatsgevonden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gewezen door mr. L.M. Rijksen, in tegenwoordigheid van M.G. den Ambtman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2000
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft de beslissing inzake
schadevergoeding. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak hoger beroep instellen door het indienen van een verklaring als bedoeld in artikel 449 en 451a Wetboek van Strafvordering bij de
arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, zittingsplaats Zwolle.
Afschrift verzonden: 30 maart 2000