ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6264
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 maart 2000, staat de onrechtmatige vrijheidsontneming van eiser A centraal. Eiser, van (gestelde) Marokkaanse respectievelijk Tunesische nationaliteit, werd op 24 februari 2000 aangehouden door een werknemer van Hennes & Mauritz te Amsterdam wegens diefstal. Eiser betwistte de diefstal en voerde aan dat hij voldoende geld had om de ketting te betalen. Na zijn aanhouding werd eiser niet onverwijld overgedragen aan een bevoegde opsporingsambtenaar, wat in strijd is met artikel 53, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Eiser werd pas om 17.18 uur voorgeleid aan de officier van justitie, wat ook niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank oordeelde dat de detentie van eiser onrechtmatig was, omdat hij niet tijdig was voorgeleid en de maximale termijn voor verhoor was overschreden.
De rechtbank overwoog dat de toetsing van het strafvorderlijk voortraject in vreemdelingenrechtelijke procedures marginaal dient te zijn, maar dat in dit geval de schending van de strafrechtelijke waarborgen zo ernstig was dat er geen andere sanctie dan opheffing van de bewaring mogelijk was. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van f 2150,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en veroordeelde de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser tot een bedrag van f 1420,-. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. van Bennekom en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2000.