3. Eiser heeft in beroep het volgende aangevoerd. Verweerder heeft ten onrechte op grond van het vonnis van de rechtbank te Gyula besloten om zijn toelating als vluchteling in te trekken en hem ongewenst te verklaren. Voornoemde
rechtbank heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser geen handelaar in verdovende middelen was, maar in feite slachtoffer is geworden van een "set up" van twee van zijn relaties. Eiser was er niet mee
bekend dat deze personen verdovende middelen in hun bagage vervoerden. Hij was slechts degene die toevallig met de koffer werd aangetroffen en door zijn reisgenoten werd aangewezen als de eigenaar daarvan.
Voorzover niettemin moet worden uitgegaan van de juistheid van het vonnis van de rechtbank te Gyula, kan niet worden gesteld dat het enkel vervoeren, waaronder exporteren, van de bewuste hoeveelheid heroïne een bijzonder ernstig
misdrijf is als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van het Vluchtelingenverdrag. Alleen de toets aan dit artikellid mag leiden tot weigering van de vluchtelingenstatus of intrekking daarvan ingeval van het plegen van een misdrijf.
Daarbij dient mee te wegen dat vervoer van verdovende middelen gewoonlijk niet geschiedt door handelaren maar door ondergeschikte personen die als regel op indirecte wijze door een criminele organisatie worden aangestuurd.
Intrekking van de vluchtelingenstatus en ongewenstverklaring dient slechts in uitzonderingsgevallen te geschieden en wel indien sprake is van bijzonder ernstige vormen van criminaliteit, bijvoorbeeld in geval van het bij herhaling
plegen van ernstige misdrijven of deelneming aan een criminele organisatie. In het geval van eiser was geen sprake van zo'n bijzonder ernstig misdrijf. Eiser fungeerde slechts als koerier. Bovendien is in zijn geval geen sprake van
recidivegevaar. De glijdende schaal zoals neergelegd in hoofdstuk A4/4.3.2.2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) bevat regels voor statusontneming in het reguliere vreemdelingenrecht.
In zaken van vluchtelingen dient echter de belangenafweging een andere te zijn, evenals in het geval personen worden bedreigd met een onmenselijke behandeling of foltering. In tegenstelling tot de vreemdeling die een normale
verblijfstitel heeft gekregen is er voor een vluchteling als regel geen vestigingsalternatief te vinden. Het is niet realistisch om te veronderstellen dat een vreemdeling die in Nederland zijn status als vluchteling ingetrokken ziet
en ongewenst is verklaard, in een derde land zal kunnen worden toegelaten. Zolang tevens duidelijk is dat de situatie in Iran niet zodanig is gewijzigd dat eiser zonder risico naar dat land kan terug keren, dient geen toepassing te
worden gegeven aan de glijdende schaal. Het vasthouden daaraan zou immers betekenen dat bij volstrekt andere gevolgen eenzelfde maatstaf wordt gehanteerd. Bovendien komt eiser als gevolg van het bestreden besluit in een quasi
gedoogsituatie te verkeren (hij wordt niet toegelaten maar ook niet verwijderd), waardoor hij ernstig in zijn rechtspositie wordt geschaad.