ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6226
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een vergunning tot verblijf aan een staatloze vreemdeling
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, geboren in 1939, die stelt staatloos te zijn en een vergunning tot verblijf in Nederland heeft aangevraagd. Eiser heeft op 28 september 1998 een aanvraag ingediend bij de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, maar deze is op 6 januari 1999 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is op 2 juli 1999 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser op 23 juli 1999 beroep ingesteld bij de rechtbank, waarin hij verzocht om vernietiging van het afwijzende besluit en om verlening van de vergunning tot verblijf.
De rechtbank heeft de zaak versneld behandeld en op 29 maart 2000 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Eiser heeft aangevoerd dat hij sinds 1982 in Nederland verblijft en dat hij geen geldig paspoort of andere reisdocumenten heeft, omdat hij zijn Indonesische nationaliteit van rechtswege heeft verloren. Eiser heeft meerdere pogingen ondernomen om zijn nationaliteitskwestie te regelen, maar zonder resultaat.
De rechtbank oordeelt dat het bezit van een geldig paspoort een essentiële voorwaarde is voor de verlening van een vergunning tot verblijf. Verweerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor ontheffing van het paspoortvereiste. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende draagkrachtig is en vernietigt dit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. Eiser wordt opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak contact op te nemen met de Indonesische autoriteiten om zijn nationaliteit en de mogelijkheden voor het verkrijgen van een nieuw paspoort te verifiëren.
De rechtbank heeft verweerder als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op f 1.420,--, en heeft de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon voor de vergoeding van het griffierecht van f 225,--.