2.9 Verzoekster heeft betoogd, en dit betoog vindt (ook) steun in de (thans) beschikbare stukken, dat de biologische vader van haar minderjarige zoon, die overigens is gedetineerd, geen contact met haar noch haar zoon wenst en de
(gedeelde) verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van haar zoon niet op zich wenst te nemen. Voorts is niet gebleken dat andere hier te lande
verblijvende personen, al dan niet familieleden, de opvoeding en verzorging van de minderjarige zoon van verzoekster gedurende een bepaalde periode op zich kunnen en wensen te nemen. Naar het oordeel van de president dient er dan
ook vanuit te worden gegaan dat de minderjarige zoon van verzoekster, indien verzoekster naar de Russische Federatie zal (moeten) terugkeren om aldaar een mvv-aanvraag in te dienen, met verzoekster mee zal moeten gaan. Hiervan
uitgaande is het van belang dat de minderjarige zoon van verzoekster de Nederlandse nationaliteit bezit en vooralsnog onvoldoende duidelijk is of hij (ook) in het bezit kan worden gesteld van het staatsburgerschap van de Russische
Federatie waardoor hij aanspraak kan maken op de in de Russische Federatie beschikbare voorzieningen. In dit verband verwijst de president naar hoofdstuk 14 van het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 30
juli 1999 over staatsburgerschaps- en vreemdelingenwetgeving in de republieken van de voormalige Sovjet-Unie en Afghanistan alsmede naar een notitie van 19 november 1999 van een telefoongesprek tussen een medewerker van de
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en een medewerker van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de gevolgen van (langdurig) illegaal verblijf in de Russische Federatie. Voorts dient te worden gewezen op de problemen die de
zoon van verzoekster heeft ondervonden gedurende zijn verblijf in de Russische Federatie van september 1992 tot september 1999, van welke problemen uitgebreid verslag is
gedaan in het voor de zitting overgelegde rapport van het Centrum voor Maatschappelijke Opvang van het Leger des Heils, waar verzoekster en haar zoon thans verblijven. De president acht het vorenstaande van belang, nu het hem
ambtshalve bekend is dat de procedures inzake het aanvragen van een mvv in het buitenland niet binnen zeer korte tijd door verweerder worden afgerond en verzoekster derhalve (waarschijnlijk) niet zal kunnen volstaan met het
aanvragen van een (toeristen)visum voor haar minderjarige zoon.
Overigens dient in dit verband voorts nog te worden opgemerkt dat uit de enkele omstandigheid dat de zoon van verzoekster gedurende zeven jaar (illegaal) in de Russische Federatie heeft verbleven niet zonder meer kan worden afgeleid
dat wedertoelating tot de Russische Federatie zonder meer gewaarborgd is. Tenslotte dient nog, met name in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen over de nationaliteit van de zoon van verzoekster en het met de Nederlandse
nationaliteit samenhangende recht om in Nederland op te groeien en gebruik te maken van de beschikbare voorzieningen, waaronder onderwijs en (medische) zorg, te worden gewezen op de gestelde lichamelijke en psychische klachten van
deze zoon.