ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6177
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van verzoeker uit de Democratische Republiek Congo
In deze zaak verzocht de verzoeker, een man uit de Democratische Republiek Congo, om een voorlopige voorziening in het kader van zijn asielaanvraag. De verzoeker was op 20 februari 2000 betrokken bij een dodelijk ongeluk en vreesde voor vervolging bij terugkeer naar zijn land van herkomst. De rechtbank behandelde het verzoek op 15 maart 2000 en besloot het onderzoek te heropenen om verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, in de gelegenheid te stellen nadere informatie te overleggen. Na ontvangst van deze informatie op 16 maart 2000, werd de gemachtigde van verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven, wat op 17 maart 2000 gebeurde. De president van de rechtbank oordeelde dat het asielrelaas van verzoeker niet geloofwaardig was, onder andere omdat de omstandigheden van zijn arrestatie en vlucht naar Nederland niet aannemelijk waren. De president concludeerde dat er geen gevaar voor vervolging bestond bij terugzending naar de DRC en dat het verzoek om voorlopige voorziening bij gebrek aan belang moest worden afgewezen. Tevens werd het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de fungerend president, mr. E. de Rooij, en uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2000.