5. Eiser heeft met betrekking tot de Overeenkomst het volgende aangevoerd. De in Bijlage 1 opgenomen beleidsbepalingen wijken wel degelijk af van het algemene toelatingsbeleid, zoals neergelegd in de Vc 1982. De inhoud van Bijlage 1
is tot stand gekomen op basis van intensieve onderhandelingen tussen de verdragspartijen. Van Surinaamse zijde werd het wenselijk geacht dat ook ná 24 november 1980 de
geprivilegieerde positie die in 1975 aan Surinaamse onderdanen was toegekend inzake de toelating en verblijf in Nederland, tot op zekere hoogte werd voortgezet. Bij de onderhandelingen is beoogd om in Bijlage 1 ten aanzien van
enkele specifieke onderwerpen beleidsregels op te nemen welke in gunstige zin afwijken van het algemene gezinsherenigingsbeleid.
Dit blijkt onder meer uit het feit dat de tekst van Bijlage 1 is opgenomen in deel B van de Vc 1982 (hoofdstuk B 10), het deel van de Vc waarin het beleid ten aanzien van bijzondere groepen is opgenomen.
Uit de tekst van Bijlage 1 bij de Overeenkomst blijkt dat het daarin neergelegde gezinsherenigingsbeleid niet gelijk is aan het algemene gezinsherenigingsbeleid. Dat met de inwerkingtreding van de Vc 1994 wel degelijk een
beleidswijziging heeft plaatsgevonden blijkt tevens uit de uitvoeringspraktijk van vóór die datum.
De bepalingen in Bijlage 1 omtrent gezinshereniging hebben betrekking op in Suriname veel voorkomende specifieke gezins- en familiestructuren. De na de eerste gedachtestreep opgenomen bepaling ziet onder meer op minderjarige
kinderen die niet feitelijk tot het gezin behoren. Het ontbreken van het woord "feitelijk" in de betreffende zinsnede, is een bewuste keuze geweest. Zo is beoogd in te spelen op de specifiek in Suriname voorkomende situatie dat
minderjarige kinderen tijdelijk buiten het gezin door verwanten worden opgevoed zonder dat er sprake is van een breuk in de relatie, of verbreking van de familierechtelijke verhouding met de ouders. De passage na de tweede
gedachtestreep heeft betrekking op twee vormen van gezinshereniging. In de eerste plaats is een bepaling omtrent verruimde gezinshereniging opgenomen. Voor toelating op basis van deze bepaling is niet vereist dat wordt voldaan aan
de - ook al in 1980 geldende - eis van het algemene beleid inzake verruimde gezinshereniging dat achterlating in het land van herkomst een onevenredige hardheid moet betekenen. In de tweede plaats wordt in deze passage een categorie
bijzondere gevallen van verruimde gezinshereniging genoemd. Met het opnemen van deze categorie is destijds beoogd een niet limitatieve opsomming te geven van personen die niet feitelijk tot het gezin behoren maar die wel een
verwantschapsrelatie hebben met het reeds toegelaten gezinshoofd in Nederland. In het advies dat de Raad van State naar aanleiding van het wetsontwerp tot goedkeuring van de Overeenkomst heeft opgesteld, wordt erop gewezen dat de
bijlagen bij de Overeenkomst een integrerend onderdeel uitmaken van de Overeenkomst. Op bijlagen bij een verdrag zijn de nationale regels voor verdragen immers in volle omvang van toepassing tenzij het verdrag heel expliciet aan de
bijlagen een ander karakter toekent. Dat laatste doet zich met betrekking tot de onderhavige Overeenkomst niet voor. De inhoud van Bijlage 1 is van dien aard dat het zich rechtstreeks richt tot de geadresseerden. Het kan dan ook
niet anders dan dat Bijlage 1 bij de Overeenkomst rechtstreekse werking heeft, in die zin dat Surinaamse onderdanen die Nederland zijn binnengekomen vanaf 25 november 1980 rechtstreeks een beroep kunnen doen op de bepalingen in
Bijlage 1. Uit de door verweerder overgelegde jurisprudentie blijkt dat dit sinds 1981 geregeld is gebeurd.
Gelet op het voorgaande, moet de inwerkingtreding van de Vc 1994 wel degelijk als een beleidswijziging worden gekwalificeerd. Voor de effectuering van wijzigingen van de bepalingen die zijn opgenomen in Bijlage 1, is - anders dan
verweerder stelt - het vereiste van notificatie een conditio sine qua non. Een argument hiervoor is het - hiervoor reeds aangehaalde - specifieke karakter van Bijlage 1. Voorts blijkt uit de formulering van artikel 9 van de
Overeenkomst expliciet dat effectuering van het in artikel 8 gegeven recht om op eigen gezag de in Bijlage 1 opgenomen bepalingen te wijzigen, behoudens gevallen van openbare orde en veiligheid, eerst mogelijk is na notificatie. Het
belang van de notificatieprocedure wordt bevestigd in het ter zake door
de Raad van State uitgebrachte advies en in de relevante kamerstukken.
Uit het voorgaande volgt dat geen rechtskracht kan worden toegekend aan de in de Vc 1994 verwoorde beleidswijzigingen die verweerder zonder notificatie aan Suriname heeft aangebracht ten opzichte van de in 1980 overeengekomen inhoud
van Bijlage 1.