ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6035
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak verzocht verzoekster, A, geboren in 1944 en van Marokkaanse nationaliteit, de president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage om een voorlopige voorziening. Verzoekster verblijft sinds 17 maart 1999 in Nederland en heeft op 26 oktober 1999 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf om bij haar kind te kunnen zijn. De Staatssecretaris van Justitie heeft deze aanvraag op 1 december 1999 buiten behandeling gesteld, wat verzoekster heeft aangevochten met een bezwaarschrift. In afwachting van de beslissing op het bezwaar vroeg verzoekster om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen.
De openbare behandeling vond plaats op 25 april 2000, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M.C. Kwakkelstein-Doornbos. De president oordeelde dat de aanvraag om een vergunning tot verblijf ten onrechte buiten behandeling was gesteld, omdat verzoekster in aanmerking komt voor de hardheidsclausule. De president concludeerde dat er onvoldoende gemotiveerd was aangegeven waarom verzoekster niet in aanmerking zou komen voor een vrijstelling van het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
De president oordeelde dat de medische situatie van verzoeksters dochter, die ernstig ziek is en onder behandeling staat, een zwaarwegend argument vormt voor het toekennen van de voorlopige voorziening. De president wees het verzoek toe en bepaalde dat verzoekster de beslissing op haar bezwaar in Nederland mag afwachten. Tevens werd de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op f 1.420,-, en werd het door verzoekster betaalde griffierecht van f 225,- vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.