ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5941
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S.J. Bosma
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, A, geboren in 1970 en van Somalische nationaliteit, voor toelating als vluchteling en de verlening van een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. Eiser heeft op 20 januari 1998 aanvragen ingediend, maar deze zijn op 24 februari 1999 afgewezen vanwege kennelijke ongegrondheid. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 11 mei 1999 kennelijk ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser op 4 juni 1999 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 30 december 1999 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat hij behoort tot de Tuni Toore-clan in Somalië en dat hij daar het risico loopt op vervolging. Eiser heeft verschillende incidenten uit zijn verleden aangehaald, waaronder discriminatie tijdens zijn schooltijd en een gewapende overval op zijn familie. De rechtbank heeft de situatie in Somalië en de positie van minderheidsclans in overweging genomen, maar oordeelt dat de enkele omstandigheid dat eiser tot een minderheidsclan behoort, niet voldoende is om vluchtelingschap te rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van de verweerder niet zorgvuldig is voorbereid. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de specifieke situatie van de Tuni Toore-clan en de motivering van het besluit is niet duidelijk. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen, waarbij de uitspraak van de rechtbank in acht moet worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op f 1.420,=.
De uitspraak is gedaan op 10 februari 2000 door rechter S.J. Bosma, in aanwezigheid van griffier R.A.M. van der Heijden.