ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5763
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtszaak over de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 7a Vreemdelingenwet
In deze zaak, behandeld door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van de Rechtbank 's-Gravenhage, staat de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 7a van de Vreemdelingenwet centraal. De vreemdeling, A, van Congolese dan wel Ivoriaanse nationaliteit, werd op 3 maart 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Op dezelfde dag werd de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd, waarna de vreemdeling asiel aanvroeg. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de oplegging van deze maatregel zorgvuldig onderzocht. De vreemdeling was in het bezit van een Ivoriaans paspoort met valse stempels en een Schengenvisum, wat complicaties met zich meebracht voor haar asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat de maatregel onrechtmatig was, omdat de voortzetting ervan niet langer gerechtvaardigd kon worden op basis van de gewijzigde grondslag. De rechtbank oordeelt dat de vreemdeling op 7 maart 2000 had moeten worden doorverwezen naar een opvangcentrum, in plaats van de vrijheidsontnemende maatregel voort te zetten. De rechtbank verklaart het beroep van de vreemdeling gegrond en heft de maatregel op met ingang van 3 april 2000. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling.