ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5705
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Armeense nationaliteit
In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening van twee Armeense verzoekers, A en B, die tegen de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie in beroep zijn gegaan. De verzoekers, die in Nederland asiel hebben aangevraagd, zijn op 27 februari 2000 naar Armenië verwijderd. Ze hebben verzocht om terugkeer naar Nederland, omdat zij vrezen voor een onrechtmatige uitzetting en mogelijke bestraffing in hun thuisland wegens het onttrekken aan de militaire dienstplicht. De president van de rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De verzoekers hebben eerder asielaanvragen ingediend, die zijn afgewezen, en hebben nu nieuw gebleken feiten aangedragen, waaronder een signaleringsoproep van de Armeense autoriteiten. De president oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat de verzoekers een bovenmatige of discriminatoire bestraffing te wachten staat. De president wijst erop dat de gang van zaken rondom de uitzetting onrechtmatig lijkt, maar concludeert dat de aangevoerde gronden niet zodanig zijn dat de verzoekers aanspraken op toelating anders beoordeeld moeten worden dan in de vorige procedure. De president wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen redelijke kans is op verblijfsaanvaarding. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2000, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.