ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5506
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.A.A. Mondt-Schouten
- Rechtspraak.nl
Weigering van de Staatssecretaris van Justitie om de uitzetting van een asielzoeker achterwege te laten
In deze zaak gaat het om de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om de uitzetting van verzoeker, een asielzoeker, achterwege te laten totdat er een beslissing is genomen op zijn bezwaarschrift tegen de niet-inwilliging van zijn aanvraag om toelating als vluchteling. De president van de rechtbank heeft op 29 februari 2000 mondeling uitspraak gedaan. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.R. Klaver, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Staatssecretaris, die van mening is dat een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag van verzoeker op basis van de Overeenkomst van Dublin. De president overweegt dat de Overeenkomst van Dublin een verdeling van verantwoordelijkheden voor asielverzoeken tussen de lidstaten vastlegt en dat Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat kan worden aangemerkt. De president concludeert dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de uitzetting van verzoeker niet achterwege te laten, aangezien Frankrijk de Dublin-claim heeft gehonoreerd. De president wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het bezwaar van verzoeker ongegrond. De president stelt vast dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard zijn die de Staatssecretaris zouden verplichten om verzoeker een vergunning tot verblijf te verlenen. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublin-overeenkomst en de verantwoordelijkheden van de lidstaten in asielzaken.