ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5504
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een vergunning tot verblijf op basis van gezinsleven en de beoordeling van een los dienstverband
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, A, geboren in 1966 met de Marokkaanse nationaliteit, voor een vergunning tot verblijf in Nederland. Eiser verblijft sinds december 1988 in Nederland en heeft op 2 december 1997 een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning tot verblijf met als doel verblijf bij zijn partner, B. Deze aanvraag werd op 23 januari 1998 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd op 2 september 1999 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij de openbare behandeling op 21 februari 2000 plaatsvond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf, mits aan het duurzaamheidsvereiste wordt voldaan. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, heeft betoogd dat referente, de partner van eiser, werkt op basis van een los dienstverband, wat volgens de Vreemdelingenwet niet voldoet aan de eisen voor een vergunning tot verblijf. Eiser betwist dit en stelt dat de arbeidsovereenkomst van referente wel degelijk voldoet aan de voorwaarden voor een duurzaam dienstverband.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het beleid van verweerder met betrekking tot de verlening van een vergunning tot verblijf is in strijd met de juridische betekenis van een los dienstverband, zoals vastgelegd in de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Tuinbouw. De rechtbank concludeert dat verweerder niet heeft aangetoond dat het beleid ten aanzien van losse dienstverbanden correct is toegepast. Hierdoor is het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd en komt het voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op f 1420,-, en dient de Staat der Nederlanden het griffierecht van f 225,- te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.