ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5500
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsbeneming en schadevergoeding in vreemdelingenbewaring
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 februari 2000, staat de onrechtmatigheid van de vrijheidsbeneming van een vreemdeling centraal. De vreemdeling, van Somalische nationaliteit, was op 5 januari 2000 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. Bij eerdere uitspraak op 19 januari 2000 had de rechtbank geoordeeld dat de inbewaringstelling op een juiste grondslag berustte. Echter, in deze procedure werd opnieuw beoordeeld of er voldoende zicht op uitzetting bestond en of de voortzetting van de bewaring gerechtvaardigd was.
De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling onterecht was overgenomen door de Koninklijke Marechaussee van de Duitse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, niet voldoende voortvarend had gehandeld en dat de claim bij de Duitse autoriteiten niet op goede gronden was gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat de bewaring vanaf 21 januari 2000 onrechtmatig was en derhalve opgeheven moest worden.
Daarnaast werd het verzoek om schadevergoeding toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling recht had op schadevergoeding wegens onrechtmatige vrijheidsbeneming, conform artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op f 4.800,--, en de proceskosten werden eveneens toegewezen aan de vreemdeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van griffier W.G.M. de Boer, en werd openbaar uitgesproken op 23 februari 2000. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding.