ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5494
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.C.A.M. Claassens
- Th.C.M. Hendriks-Jansen
- E.H.M. Druijf
- Rechtspraak.nl
Weigering voorwaardelijke vergunning tot verblijf aan Somalische asielzoeker
In deze zaak gaat het om de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om eiser, een Somalische asielzoeker, een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) te verlenen. Eiser had in 1994 aanvragen ingediend om als vluchteling te worden toegelaten en om een vergunning tot verblijf te verkrijgen. De aanvragen werden in eerste instantie afgewezen op grond van kennelijke ongegrondheid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de aanvragen van eiser niet tijdig waren behandeld en heeft de Staatssecretaris opgedragen om opnieuw te beslissen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in 1999, waarbij eiser niet zelf aanwezig was, maar wel vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De Staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door ambtenaren. Eiser heeft aangevoerd dat hij behoort tot de Marehanclan en dat hij niet kan terugkeren naar zijn oorspronkelijke gebied in Somalië vanwege de onveilige situatie daar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen vvtv hoefde te worden verleend, aangezien de situatie in de provincie Gedo als veilig werd beschouwd.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de veiligheidssituatie in Mudug, waar eiser vandaan komt, niet zodanig is veranderd dat een vvtv alsnog verleend moest worden. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder het driejarenbeleid, verworpen en geconcludeerd dat de weigering van de vvtv rechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de beslissing van de Staatssecretaris in stand gelaten. De uitspraak is gedaan op 15 februari 2000.