ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5369
Rechtbank 's-Gravenhage
- Verzet
- J.H.M. Hesseling
- H.M.C.W. Mudde-Blom
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 maart 2000 uitspraak gedaan op het verzet van A, een Iraakse vreemdeling, tegen een eerdere uitspraak van 11 oktober 1999. A had verzet ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift, dat was ingediend tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie. A stelde dat hij tijdig om uitstel had verzocht voor het indienen van de gronden van zijn bezwaar, omdat de uiterste datum voor het verzoek op een zaterdag viel, gevolgd door een zondag en een erkende feestdag. Hij beriep zich op de Algemene Termijnenwet, die volgens hem van toepassing zou zijn op zijn situatie.
De rechtbank oordeelde echter dat de Algemene Termijnenwet niet van toepassing was op de termijnstelling die door de Staatssecretaris was gegeven, aangezien deze niet voortvloeide uit een wet of algemene maatregel van bestuur, maar uit beleidsregels. De rechtbank concludeerde dat A niet had aangetoond dat de Algemene Termijnenwet van toepassing was op zijn situatie en dat er geen aanleiding was om hem te horen op een zitting, aangezien hij daar niet om had verzocht.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, bevestigde de eerdere uitspraak en stelde vast dat het beroep van A kennelijk ongegrond was. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.H.M. Hesseling, met mr. drs. H.M.C.W. Mudde-Blom als griffier.