2.9 De rechtbank is van oordeel dat de relazen van eisers op de wezenlijke punten geloofwaardig, doch onvoldoende zwaarwegend zijn voor een geslaagd beroep op toelating als vluchteling.
De rechtbank is van oordeel dat de door eisers aangevoerde persoonlijke feiten en omstandigheden bezien in het licht van hetgeen over de algehele situatie in Turkije bekend is, niet aannemelijk maken dat eisers gegronde reden hebben
te vrezen voor vervolging in de zin van artikel 15 Vw. Daartoe is het volgende redengevend.
Het enkel behoren tot de Koerdische bevolkingsgroep in Turkije is onvoldoende voor een geslaagd beroep op vluchtelingschap. Aannemelijk zal moeten zijn dat eisers deswege persoonlijk in de specifieke negatieve belangstelling van de
Turkse autoriteiten staan. Daarvan is niet gebleken. Dat eiser van Koerdische en eiseres van Turkse afkomst is, en derhalve sprake is van een gemengd huwelijk, maakt dit niet anders. Niet is immers gebleken dat zij om die reden
enige problemen hebben ondervonden.
Dat eiser vanwege zijn sympathieën en activiteiten voor de PKK als een belangrijk tegenstander bij de Turkse autoriteiten te boek staat, is niet gebleken. Eisers activiteiten voor de PKK zijn niet van dien aard geweest dat van meer
dan marginale activiteiten gesproken kan worden.
Eiser heeft verklaard dat hij voedsel gaf aan PKK-strijders en dat hij ongeveer twee maal per maand een bijeenkomst voor de PKK heeft georganiseerd. Dat deze activiteiten bekend zouden zijn geraakt bij de Turkse autoriteiten is
gesteld noch gebleken. Dat eiser in 1992 door de Turkse autoriteiten is gearresteerd maakt dit niet anders. Eiser heeft immers verklaard dat hij tijdens deze detentie is verhoord over de activiteiten van zijn broer, die werkzaam zou
zijn geweest voor de PKK.
Dat eisers vanwege de activiteiten van zijn broer voor vervolging te vrezen zou hebben, kan de rechtbank niet volgen. Uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 september 1999 blijkt wel dat verwanten van
actieve PKK-leden enige problemen kunnen ondervinden maar dat eisers zodanige problemen hebben ondervonden dat zij in aanmerking zouden moeten komen voor toelating als vluchteling, is niet gebleken. Eiser is na 10 dagen detentie,
zonder voorwaarden, vrijgelaten. Dat nadien nog verschillende malen huiszoeking is verricht maakt dit niet anders nu uit de verklaringen van eisers kan worden opgemaakt dat niet alleen het huis van eisers werd doorzocht maar tevens
die van andere dorpsgenoten. Dat de autoriteiten specifiek naar eiser, of bij eiser, zochten is derhalve niet gebleken.
Ten aanzien van eisers stelling dat hij voor vervolging van de zijde van de Turkse autoriteiten vreest nu hij geweigerd heeft om te spioneren dan wel om dorpswachter te worden, is de rechtbank van oordeel dat ook dit niet kan leiden
tot een geslaagd beroep op vluchtelingschap. Uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse zaken van 17 september 1999 blijkt dat in zijn algemeenheid sprake is van een binnenlands vestigingsalternatief, voor personen die
geweigerd hebben de functie van dorpswachter (nog langer) uit te oefenen. Er zijn geen gevallen bekend van vervolging van personen die zich buiten Zuidoost-Turkije hebben gevestigd om zich te onttrekken aan een functie van
dorpswachter.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat eisers, zo zij al in de negatieve belangstelling van de lokale autoriteiten zijn komen te staan, zich daaraan kunnen onttrekken door zich elders in Turkije te vestigen.
Eisers stelling dat dit niet mogelijk zou zijn omdat hij niet Turks is en zich niet volledig als Turk kan gedragen, kan niet slagen. Hierbij merkt de rechtbank op dat eiser zich op dit punt niet onderscheid van de (grote) groep
andere Koerden waarvoor dit vestigingsalternatief eveneens
geldt en de grote groep Koerden die daadwerkelijk buiten Zuidoost-Turkije woont.
Voorzover eisers aanvoeren dat zij voor toelating in aanmerking komen op grond van hetgeen zij tijdens hun verblijf in Irak hebben meegemaakt is de rechtbank van oordeel dat Irak niet hun land van herkomst is, zodat problemen die
zij daar hebben ondervonden niet kunnen leiden tot toelating als vluchteling in Nederland.