ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5158
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.H.M. Bruin
- H.C. Greeuw
- F.G. Hijink
- Rechtspraak.nl
Toelating van een Indonesische prostituee tot verblijf als zelfstandige in Nederland
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres, een Indonesische vrouw, voor een vergunning tot verblijf in Nederland als zelfstandige prostituee. Eiseres verblijft sinds 16 oktober 1995 in Nederland en heeft op 9 april 1996 een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning tot verblijf met als doel het verrichten van arbeid als zelfstandige. De Staatssecretaris van Justitie heeft deze aanvraag op 18 februari 1997 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft aangetekend. Het bezwaar werd op 17 april 1997 ongegrond verklaard, wat leidde tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 8 december 1999 behandeld, waarbij zowel eiseres als verweerder hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft ook deskundigen gehoord over de vraag of eiseres als zelfstandige kan worden aangemerkt.
Centraal in het geschil staat de vraag of eiseres moet worden toegelaten voor verblijf als zelfstandig werkzame prostituee. De rechtbank overweegt dat de Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc) als uitgangspunt heeft dat verblijf kan worden toegestaan aan vreemdelingen die zelfstandig een beroep of bedrijf willen uitoefenen, mits daarmee een wezenlijk Nederlands belang is gediend. De rechtbank concludeert dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet als zelfstandige kan worden aangemerkt, omdat prostituees in de meeste gevallen ondergeschikt zijn aan een exploitant en er geen sprake is van een zelfstandige ondernemersactiviteit.
De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van eiseres niet voldoen aan de criteria voor zelfstandig ondernemerschap zoals neergelegd in de Vc. Eiseres heeft geen deugdelijke administratie gevoerd en is afhankelijk van de exploitant van het bordeel. De rechtbank vernietigt de bestreden beschikking van de Staatssecretaris van Justitie, omdat deze niet zorgvuldig is voorbereid en niet kan worden gedragen door de adviezen van de Minister van Economische Zaken. De rechtbank draagt verweerder op om binnen tien weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiseres, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.