ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5077
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C.A. Walda
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de onrechtmatige bewaring van een vreemdeling, A, geboren in 1965 in Ghana, die op 14 december 1999 in bewaring is gesteld. De bewaring was gebaseerd op de noodzaak van uitzetting en het belang van de openbare orde. A heeft beroep ingesteld tegen deze bewaring, bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.A. Venema. De Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door mr. R.B. Maring, heeft verzocht de bewaring niet op te heffen en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 22 december 1999 is staande gehouden tijdens een controle in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV), waarbij hij geen identiteitsdocument kon tonen. De gemachtigde van de vreemdeling voerde aan dat de toezichthouders niet bevoegd waren om naar identiteitsdocumenten te vragen, omdat deze bevoegdheid was vervallen door de invoering van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 1 januari 1998. De rechtbank heeft deze argumentatie gevolgd en geconcludeerd dat de bewaring onrechtmatig was, omdat de vreemdeling niet op grond van artikel 5:17 Awb naar een identiteitsdocument had mogen worden gevraagd.
De rechtbank heeft ook de schadevergoeding beoordeeld. Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de vreemdeling al sinds april 1999 illegaal in Nederland verbleef, heeft de rechtbank besloten de schadevergoeding te matigen tot nihil. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bewaring opgeheven, het verzoek om schadevergoeding afgewezen en de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding.