In deze zaak, die diende voor de Rechtbank 's-Gravenhage, heeft eiser, aangeduid als [eiser], een vordering ingesteld tegen KONE STARLIFT B.V. (hierna 'Starlift') wegens letselschade die hij op 4 juni 1991 heeft opgelopen door een niet goed functionerende liftdeur. Eiser stelt dat hij letsel heeft opgelopen doordat zijn arm bekneld raakte tussen de liftdeur en de deurstijl, wat het gevolg was van een gebrekkig onderhoud door Starlift. Eiser vordert schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 19 juli 2000 vastgesteld dat de verjaringstermijn van de vordering niet is verstreken, omdat de brief van 29 maart 1996 van eiser aan Starlift voldoende is om de verjaring te stuiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat Starlift onvoldoende bewijs heeft geleverd om de aansprakelijkheid van eiser te ontkennen. De rechtbank heeft behoefte aan deskundigenonderzoek om te bepalen of de lift ten tijde van het ongeval voldeed aan de veiligheidsnormen en of Starlift haar zorgplicht heeft geschonden.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een comparitie om de zaak verder te bespreken en om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een schikking. De rechtbank heeft ook al een voorlopige schadevergoeding vastgesteld, voor het geval Starlift aansprakelijk wordt geacht. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft bepaald dat hoger beroep tegen dit tussenvonnis niet mogelijk is totdat er een eindvonnis is gewezen.