ECLI:NL:RBSGR:2000:8

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 juli 2000
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
99-2280
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Dulek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor letselschade door niet goed functionerende liftdeur

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank 's-Gravenhage, heeft eiser, aangeduid als [eiser], een vordering ingesteld tegen KONE STARLIFT B.V. (hierna 'Starlift') wegens letselschade die hij op 4 juni 1991 heeft opgelopen door een niet goed functionerende liftdeur. Eiser stelt dat hij letsel heeft opgelopen doordat zijn arm bekneld raakte tussen de liftdeur en de deurstijl, wat het gevolg was van een gebrekkig onderhoud door Starlift. Eiser vordert schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 19 juli 2000 vastgesteld dat de verjaringstermijn van de vordering niet is verstreken, omdat de brief van 29 maart 1996 van eiser aan Starlift voldoende is om de verjaring te stuiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat Starlift onvoldoende bewijs heeft geleverd om de aansprakelijkheid van eiser te ontkennen. De rechtbank heeft behoefte aan deskundigenonderzoek om te bepalen of de lift ten tijde van het ongeval voldeed aan de veiligheidsnormen en of Starlift haar zorgplicht heeft geschonden.

De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een comparitie om de zaak verder te bespreken en om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een schikking. De rechtbank heeft ook al een voorlopige schadevergoeding vastgesteld, voor het geval Starlift aansprakelijk wordt geacht. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft bepaald dat hoger beroep tegen dit tussenvonnis niet mogelijk is totdat er een eindvonnis is gewezen.

Uitspraak

datum vonnis: 19 juli 2000 rolnummer: 99/2280
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel Recht- Kamer C
Vonnis in de zaak met rolnummer 99/2280 van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , eiser,
procureur: mr. H.C. Grootveld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONE STARLIFT B.V.,
gevestigd te Leidschendam, gedaagde,
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen worden hierna aangeduid als " [eiser] " en "Starlift".
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken.
RECHTSOVERWEGINGEN

1.Feiten

1.1.
Onder meer in 1991 is Starlift belast geweest met het onderhoud en de controle van de beveiligingsmechanismen van de liften gesitueerd in het appartementencomplex gelegen aan het [adres] te [woonplaats] .
1.2.
In een brief d.d. 29 maart 1996 is namens [eiser] aan Starlift medegedeeld:
"Op 4 juni 1991 heeft(...) [ [eiser] ] letsel opgelopen door een niet goed functionerende liftdeur in het perceel [adres 1] te [woonplaats] . Het letsel
bestond uit een contusie van de rechterpols. Het werd veroorzaakt doordat cliënt met zijn hand bekneld raakte tussen de stijl van de lift en de zich sluitende liftdeur.
Kennelijk was het mechanisme dat de sluiting moet verhinderen zodra zich tussen deur en stijl een voorwerp bevindt, niet goed afgesteld. Cliënt heeft hierdoor
aanmerkelijke schade geleden (... ).
(...)
Gezien het feit dat de liftdeur op 4 juni 1991 niet functioneerde zoals het behoort, is geen andere conclusie mogelijk dan dat het onderhoud niet goed is geweest. Dit geldt temeer nu een kennelijk onjuist functioneren van de liftdeur niet is opgemerkt.
Gezien de omstandigheid dat het onderhoud van de lift destijds voor uw verantwoordelijkheid kwam, stel ik u namens cliënt voor de door hem als gevolg van dit ongeval geleden en nog te lijden schácie (mede) aansprakelijk.
Naar ik aanneem bent u voor schade als hierboven beschreven verzekerd. Ik verzoek u mitsdien dit schrijven aan uw verzekeraar te doen toekomen met een verzoek hieromtrent met mij in contact te treden."

2.Vordering, grondslag en verweer

2.1.
[eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, na vermeerdering van eis:
- veroordeling van Starlift om aan hem te vergoeden de ten gevolge van het hem op 4 juni 1991 overkomen ongeval geleden (im)materiële schade ten bedrage van
f21.608,27 (inclusief buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding alsmede dat Starlift zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure;
- een verklaring voor recht dat Starlift gehouden is om, in het geval dat de belastingdienst de vergoeding uit hoofde van verminderd arbeidsvermogen of een deel daarvan zou belasten of daarover premie zou heffen, deze belasting of heffing op eerste aanmaning van [eiser] aan hem te vergoeden, met de bevoegdheid van gedaagde om op eigen kosten maar op naam van eiser het standpunt van de belastingdienst tot in hoogste instantie in rechte te bestrijden;
- veroordeling van Starlift om aan [eiser] te vergoeden de schade die hij ten gevolge van het ongeval nog zal lijden, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet.
2.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat het letsel is veroorzaakt door een onvoldoende beveiligde liftdeur. Aangezien Starlift was belast met het onderhoud van de veiligheid van die liftdeur en was gehouden gebreken te herstellen heeft Starlift zich onvoldoende van haar taak gekweten en aldus onrechtmatig jegens hem gehandeld. [eiser] stelt dat hij hierdoor schade heeft geleden, bestaande uit verminderd arbeidsvermogen, immateriële schade en kosten voor juridische bijstand en medische expertise. Bovendien stelt hij dat hij na het ongeval een arbeidsongeschiktheidverzekering heeft afgesloten waarbij de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van aandoeningen van een van beide polsen van verzekering is uitgesloten. [eiser] stelt dat er een kans is dat hij in de toekomst (tijdelijk) arbeidsongeschikt zal zijn en daardoor inkomsten zal derven.
2.3.
Starlift heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.Beoordeling

Verjaring
3.1.
De rechtbank zal eerst ingaan op het verweer van Starlift inhoudende dat de (mogelijke) vordering van [eiser] op grond van art. 3:310 lid 1 BW op 4 juni 1996 is verjaard. Hij voert aan dat de verjaringstermijn door de hiervoor weergegeven brief van 29 maart 1996 niet is gestuit. Volgens Starlift wekt die brief de indruk dat omtrent de aansprakelijkheid nog onderhandeld kan worden en blijkt uit de brief niet ondubbelzinnig dat [eiser] zijn recht op nakoming voorbehoudt.
3.2.
[eiser] schrijft in zijn brief van 29 maart 1996 dat hij Starlift aansprakelijk acht voor de als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade. Dit is een mededeling waarin [eiser] zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming heeft voorbehouden. Bovendien blijkt uit de reactie daarop van 3 april 1996 van de assurantieadviseur van Starlift aan [eiser] dat "de schade" is doorgeleid naar de verzekeraar, dat Starlift ook begrepen heeft dat [eiser] een vordering had. Een en ander wordt niet anders doordat de brief van 29 maart 1996 ook de mogelijkheid tot onderhandelingen openhield. Gelet op dit oordeel is de verjaring gestuit en behoeven de overige stellingen van [eiser] tegen dit verweer geen bespreking.
Aansprakelijkheid?
3.3.
Starlift ontkent, slechts bij gebrek aan wetenschap, dat [eiser] op 4 juni 1991 een ongeval is overkomen met een liftinstallatie nabij [adres 1] te [woonplaats] , met name omdat zij hiervan niet eerder dan bij brief van 29 maart 1996 op de hoogte is gesteld.
3.4
Bij haar oordeel of voormeld ongeval heeft plaatsgevonden neemt de rechtbank in ogenschouw dat [eiser] weliswaar Starlift pas in 1996 aansprakelijk heeft gesteld maar dat hij het ongeval reeds eerder bij derden heeft gemeld. Daarbij heeft hij telkens het bekneld raken van zijn pols tussen de liftdeur en deurstijl als oorzaak van zijn letsel aangegeven. Dit volgt onder meer uit het "schuldvraagonderzoek-rapport" dat op verzoek van de kennelijk aanvankelijk door [eiser] aansprakelijk gestelde eigenaar van het appartementencomplex is opgesteld. Dit rapport is gebaseerd op een op 29 september 1992 gedaan onderzoek naar de situatie van de onderhavige lift. Naast het feit dat hierin voor de aansprakelijkheidstelling van voormelde oorzaak van het letsel wordt uitgegaan is ook nog weergegeven een mededeling van de beheerder van voormeld complex dat: "buiten benadeelde er nog niemand in geslaagd was om met zijn hand in de desbetreffende lift bekneld te raken". Ook de overgelegde producties van geraadpleegde artsen maken van dezelfde oorzaak van het letsel melding. Starlift heeft geen andere oorzaak voor het letsel aangedragen. Zij heeft ook niet betwist dat er een lift in het appartementencomplex gelegen aan het Leerdamhof was en dat [eiser] met de lift zijn dochtertje ophaalde. Zij betwist het ongeval slechts bij gebrek aan wetenschap. Gelet op het voorgaande is deze betwisting onvoldoende, zodat de rechtbank er thans vanuit gaat dat [eiser] op 4 juni 1991 met zijn arm bekneld is geraakt tussen de liftdeur en de liftdeurstijl en daardoor letsel heeft opgelopen.
3.5.
[eiser] stelt dat hij letsel heeft opgelopen doordat zijn, naar het bedieningspaneel van de lift uitgestoken, arm bekneld is geraakt tussen de liftdeur en liftdeurstijl aangezien de liftdeur met zeer veel kracht werd dichtgedrukt en pas na enige seconden weer open ging. Dit kon gebeuren omdat hij was afgeleid en daardoor zijn hoofd had afgewend. Hij stelt dat het gebruikelijke veiligheidsmechanisme dat ervoor moet zorgen dat de liftdeur onmiddellijk weer open gaat wanneer het weerstand ondervindt omdat tussen deur en stijl iets aanwezig is, niet naar behoren heeft gefunctioneerd. Nu Starlift verantwoordelijk was voor het onderhoud en de controle van de beveiligingsmechanismen van de onderhavige lift stelt [eiser] dat Starlift aldus tekort is geschoten in haar zorgplicht voor de veiligheid van de lift. Ter onderbouwing van zijn stelling moet gelden de omstandigheid dat het letsel heeft kunnen ontstaan en een als productie overgelegde videoband met op 13 juli 1991 gemaakte opnames over het onder invloed van weerstand sluiten van de aan de orde zijnde liftdeur.
3.6.
Starlift stelt hiertegenover dat de lift in 1991, en dus ook ten tijde van het ongeval, in een goede staat van onderhoud was en geen mankementen te zien heeft gegeven. Dit baseert Starlift op het feit dat in 1991 zesmaal onderhoud heeft plaatsgevonden en dat uit het onderhouds"logboek" niet blijkt dat tijdens die onderhoudsbeurten vóór en ná het ongeval gebreken zijn geconstateerd of reparaties zijn uitgevoerd. Daarnaast wijst Starlift op de conclusie van het in opdracht van de eigenaar van het appartementen­ complex opgestelde onderzoeksrapport (zie rechtsoverweging 3.4) dat luidt:
"naar voren [is] gekomen dat het beveiligingsmechanisme van de liftdeuren afdoende werkt c.q. heeft gewerkt. Voorts wordt door verzekerde in de vorm van het onderhoudscontract meer dan voldoende zorg aan de lift besteed. Wij kunnen dan ook niet anders concluderen dan dat het evenement uitsluitend een gevolg is van de handelwijze van benadeelde."
3.7.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting heeft de rechtbank behoefte aan een deskundigenonderzoek over de vragen wat de veiligheidsnormen waren ten tijde van het ongeval en of er aanleiding bestaat om, bijvoorbeeld gelet op het type van de lift, het "logboek" van het onderhoud, het schuldvraagonderzoek-rapport met bijlagen en de als productie in het geding gebrachte videoband, aan te nemen dat de onderhavige lift ten tijde van het ongeval niet heeft voldaan aan de destijds in 1991 aan een dergelijke lift te stellen veiligheidsnormen.
Teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het aantal en de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) en de te stellen vragen, zal de rechtbank een comparitie van partijen gelasten.
Schade
3.8.
Voor het geval zou komen vast te staan dat Starlift aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval heeft het volgende te gelden.
3.9.
Starlift heeft de door [eiser] gehanteerde wijze van berekening van zijn ten gevolge van in 1991 (gedeeltelijk) niet gewerkte periodes ten bedrage van in totaal
f12.256,50, bij conclusie van dupliek gemotiveerd betwist. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [eiser] in de gelegenheid moet worden gesteld zijn vordering nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met behulp van zijn jaarcijfers over andere jaren dan 1990. Dit kan ter gelegenheid van de hiervoor reeds aangekondigde comparitie geschieden. [eiser] kan aldaar ook reageren op het verweer van Starlift inzake het eventueel kunnen claimen van die inkomensschade ingevolge een arbeidsongeschiktheids-verzekering en op het verweer dat [eiser] bij de berekening van zijn inkomensschade geen rekening zou hebben gehouden met zijn vakantie. Hetzelfde heeft te gelden ten aanzien van het verweer van Starlift dat op basis van de door [eiser] overgelegde medische bescheiden met betrekking tot de polskneuzing sprake is van een eindtoestand, zodat alle schade reeds nu kan worden vastgesteld.
3.10.
Overigens kan de rechtbank zich voorstellen dat partijen met in achtneming van hetgeen thans reeds is beslist en mede gelet op de te verwachte kosten van een deskundigenonderzoek en verder procederen, onderling tot overeenstemming komen. Mocht dat niet lukken dan kan ook ter gelegenheid van de te gelasten comparitie een schikking worden beproefd.
De rechtbank verzoekt partijen de bescheiden die zij eventueel ter comparitie willen overleggen, tenminste tien dagen vóór de comparitiedatum in afschrift te doen toekomen aan na te noemen rechter-commissaris en de wederpartij.
3.11.
De rechtbank stelt voorts reeds nu vast, onder de voorwaarde dat Starlift aansprakelijk is voor het ongeval, dat als niet (verder) betwist voor toewijzing gereed ligt:
f5000,­ voor immateriële schadevergoeding,
f4.351,77 voor buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding en de gevorderde belastinggarantie.
3.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3.13.
Om redenen van proceseconomie zal worden bepaald dat hoger beroep van dit vonnis niet dan tegelijk met het eindvonnis zal kunnen worden ingesteld.
BESLISSING
De rechtbank:
-gelast partijen in persoon, Starlift deugdelijk vertegenwoordigd, vergezeld van hun raadslieden, met het doel als in rechtsoverwegingen 3. 7 en 3.9 aangegeven, op
13 oktober 2000te
10.00 uurte verschijnen voor mr. G. Dulek in één van de zalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te 's-Gravenhage;
-verzoekt partijen de stukken die zij ter gelegenheid van de comparitie van partijen willen overleggen tenminste tien dagen voor de comparitiedatum aan mr. G. Dulek en de wederpartij te doen toekomen;
-sluit op de voet van artikel 337 lid 2 Rv tussentijds hoger beroep tegen dit tussenvonnis uit;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Dulek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.
,,.