ECLI:NL:RBSGR:1999:AA8871
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.M.E. de Quincey-van Eldonk
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsbeneming van een Srilankaanse vreemdeling en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de onrechtmatige vrijheidsbeneming van een Srilankaanse vreemdeling, geboren in 1943, die in het Justitieel Complex Koning Willem II te Tilburg verblijft. De vreemdeling was op 28 oktober 1999 in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet (Vw), terwijl zijn uitzetting op 6 juli 1999 al was gelast. Op 3 november 1999 heeft de vreemdeling, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.H. Hillen, beroep aangetekend tegen de bewaring. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 en 23 november 1999, waarbij de vreemdeling in persoon aanwezig was.
Tijdens de zittingen is gebleken dat de informatie over de termijn voor het verkrijgen van een laissez passer door de Srilankaanse autoriteiten niet actueel was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de informatie die door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, werd verstrekt, niet voldeed aan de eisen van volledigheid en relevantie. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en verzocht om nadere informatie, maar de verstrekte informatie was onvoldoende om de rechtmatigheid van de bewaring te onderbouwen.
De rechtbank oordeelde dat de bewaring van de vreemdeling vanaf het begin onrechtmatig was en heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming bevolen en een schadevergoeding van f 4.100,-- toegekend aan de vreemdeling voor de onrechtmatige vrijheidsbeneming. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op f 1.775,--. De uitspraak is gedaan door mr. I.M.E. de Quincey-van Eldonk, met mr. A. Stehouwer als griffier, op 24 november 1999.