ECLI:NL:RBSGR:1999:AA7461
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toegang weigering en vrijheidsontneming van vreemdelingen in het kader van de Vreemdelingenwet
In deze zaak gaat het om de vreemdelingen A, B en C, van Pakistaanse nationaliteit, die op 10 september 1999 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland is geweigerd. De vreemdelingen zijn vervolgens in bewaring genomen op grond van artikel 7a van de Vreemdelingenwet. Op 11 september 1999 hebben zij aanvragen ingediend voor toelating als vluchteling, waarna de Staatssecretaris van Justitie een Dublin-claim heeft gelegd bij de Franse autoriteiten. De vreemdelingen hebben betoogd dat de vrijheidsontnemende maatregel onterecht is opgelegd en voortgezet, met name vanwege hun hoge leeftijd en gezondheidssituatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de maatregel rechtmatig is opgelegd, omdat de Staatssecretaris zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de omstandigheden van de vreemdelingen en de motivering van de beslissingen toereikend was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die noopten tot een andere beslissing. De rechtbank heeft de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard en de maatregel van vrijheidsontneming gehandhaafd. De uitspraak is gedaan op 28 oktober 1999 door mr. R.H.M. Bruin, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, in aanwezigheid van de griffier.