ECLI:NL:RBSGR:1999:AA6471
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting en bewaring van een vreemdeling met Guinese nationaliteit
In deze zaak gaat het om de inbewaringstelling van een vreemdeling van Guinese nationaliteit, die op 20 mei 1999 in bewaring is gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet (Vw). De vreemdeling, die sinds 30 november 1998 in Nederland verblijft zonder geldige verblijfstitel of identiteitspapieren, heeft geen gevolg gegeven aan de aanzegging om Nederland te verlaten. De rechtbank oordeelt dat er voldoende gronden zijn voor de inbewaringstelling, gezien het ernstige vermoeden dat de vreemdeling zich aan zijn uitzetting zal onttrekken. De vreemdeling is op 21 juni 1999 gepresenteerd bij de Guinese autoriteiten, die een laissez passer hebben afgegeven, maar de uitzetting op 26 juni 1999 is niet doorgegaan omdat de noodzakelijke begeleiding niet tijdig aanwezig was op de luchthaven Schiphol. De rechtbank overweegt dat de bewaring niet per definitie hoeft te worden opgeheven bij een mislukte uitzetting, zolang er zicht is op een nieuwe uitzetting. De rechtbank concludeert dat de bewaring rechtmatig is en verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond.