ECLI:NL:RBSGR:1999:AA6420
Rechtbank 's-Gravenhage
- Mondelinge uitspraak
- M.J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een asielaanvraag van een Koerdische vluchteling in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 oktober 1999 uitspraak gedaan in een asielprocedure van eiser, een Koerdische man die in Nederland asiel heeft aangevraagd. Eiser, die sinds 1994 lid is van de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK), vreesde voor vervolging door de Koerdische Democratische Partij (KDP) en de Iraakse autoriteiten. Hij heeft in zijn aanvraag gesteld dat hij in 1997 moest onderduiken nadat KDP-peshmerga's PUK-goederen in zijn huis ontdekten. Eiser heeft ook aangegeven dat hij in het verleden in Libanon heeft gewoond om militaire dienst te ontlopen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het relaas van eiser niet geloofwaardig is. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden in Zakho, waar eiser woont, niet logisch zijn voor de opslag van PUK-goederen en dat er geen reëel risico is op vervolging. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser zich in het verleden succesvol heeft kunnen onttrekken aan problemen met het Iraakse regime en dat hij een vluchtalternatief heeft in het PUK-gebied. De rechtbank heeft de niet-inwilliging van de asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie bevestigd en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft geen proceskosten toegewezen aan een van de partijen.