ECLI:NL:RBSGR:1999:AA6224
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek van Liberiaanse vreemdeling inzake erkenning vluchtelingenstatus
In deze zaak verzoekt een Liberiaanse vreemdeling om herziening van een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin zijn verzoek om erkenning als vluchteling werd afgewezen. De verzoeker, geboren in 1975, heeft in het verleden meerdere aanvragen ingediend voor een vergunning tot verblijf, die telkens zijn afgewezen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak van 13 maart 1997 geoordeeld dat er ernstige twijfels bestonden over de identiteit en nationaliteit van de verzoeker. In zijn verzoekschrift van 11 maart 1999 stelt de verzoeker dat hij nieuwe feiten heeft die zijn identiteit en nationaliteit bevestigen, waaronder een geboorteakte en een laissez-passer van de Liberiaanse consul. De rechtbank oordeelt dat deze nieuwe stukken niet kunnen worden aangemerkt als feiten die vóór de eerdere uitspraak hebben plaatsgevonden, en dat de verzoeker niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek om herziening af, omdat de nieuwe bewijsstukken niet relevant zijn voor de eerdere beslissing en de verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van feiten die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De rechtbank concludeert dat de verzoeker zich beter tot het bestuursorgaan had kunnen wenden om terug te komen op de eerdere besluiten.