ECLI:NL:RBSGR:1999:AA6171
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.R. Derkx
- M.J. van den Broek-Prins
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vluchtelingenstatus van eiser op basis van in- en uitreisstempels in paspoort
In deze zaak gaat het om de intrekking van de vluchtelingenstatus van eiser, die de Iraakse nationaliteit bezit en sinds 19 december 1996 in Nederland verblijft. Eiser had op 20 december 1996 een verzoek ingediend om toelating als vluchteling, wat op 17 januari 1997 werd goedgekeurd. Echter, op 8 januari 1999 trok de Staatssecretaris van Justitie deze toelating in, wat leidde tot een bezwaarschrift van eiser. De Staatssecretaris verklaarde het bezwaar op 4 juni 1999 ongegrond, waarna eiser op 2 juli 1999 beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank behandelde de zaak op 14 december 1999, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank moest beoordelen of de intrekking van de vluchtelingenstatus rechtmatig was. Eiser betwistte dat hij in Irak was geweest, ondanks Turkse in- en uitreisstempels in zijn paspoort. Hij stelde dat deze stempels waren verkregen om problemen met de Turkse autoriteiten te vermijden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser niet overtuigend waren en dat de aanwezigheid van de stempels in zijn paspoort voldoende grond vormde voor de intrekking van zijn vluchtelingenstatus.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris in redelijkheid tot de intrekking van de vluchtelingenstatus had kunnen komen, en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank wees erop dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij nog steeds vluchteling was in de zin van het Verdrag van Genève, wat hij niet had gedaan. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C.R. Derkx en openbaar uitgesproken op 23 december 1999.