ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5936
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verzoek om verlening van een vergunning tot verblijf in het kader van gezinshereniging met een Nederlandse echtgenote, na eerdere strafrechtelijke veroordelingen
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 13 december 1999 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie, waarbij de aanvraag van eiser om een vergunning tot verblijf werd afgewezen. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had op 17 november 1997 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf in Nederland, met als doel gezinshereniging met zijn Nederlandse echtgenote. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen op 25 juni 1998, en het bezwaar hiertegen werd niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarin hij verzocht om vernietiging van het afwijzende besluit en toekenning van de vergunning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 1989 in Nederland verblijft en dat hij in het verleden verschillende strafbare feiten heeft gepleegd, waarvoor hij is veroordeeld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen, waaronder de stelling dat zijn eerdere veroordelingen niet langer relevant zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, gezien de tijd die is verstreken en zijn positieve ontwikkeling sindsdien. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser en de belangenafweging niet correct heeft uitgevoerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, omdat het niet voldeed aan de vereisten van een deugdelijke motivering. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op f 1.420,--.