ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5496
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot heroverweging van een eerder besluit
In deze zaak verzoekt de verzoeker, een Ethiopische vreemdeling, om een voorlopige voorziening in het kader van zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om toelating als vluchteling. De verzoeker is Nederland binnengekomen op 29 december 1996 en heeft op 30 december 1996 aanvragen ingediend voor zowel vluchtelingenstatus als een verblijfsvergunning. De aanvraag voor vluchtelingenstatus werd op 21 maart 1997 afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Op 20 juni 1997 verzocht de verzoeker om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op zijn bezwaar zou zijn beslist. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 oktober 1999, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door een gemachtigde van de Stichting Rechtsbijstand Asiel.
De president van de rechtbank heeft vastgesteld dat het schrijven van verweerder van 13 juli 1999, waarin de verzoeker werd geïnformeerd dat zijn verzoek om heroverweging niet voldeed aan de wettelijke vereisten, moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De president oordeelt dat de verzoeker tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit en dat er connexiteit bestaat met de lopende bezwaarprocedure. De president heeft besloten dat de uitzetting van de verzoeker niet kan plaatsvinden totdat op het bezwaarschrift is beslist, en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.
De president heeft de beslissing genomen om de verzoeker te beschermen tegen uitzetting, gezien de onduidelijkheid over de inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar door verweerder. De president heeft benadrukt dat het bestuursorgaan in redelijkheid niet had mogen weigeren om de eerdere beslissing te heroverwegen, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan op 18 november 1999.