ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5371
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- T.M.A. Claessens
- J.F. Miedema
- L.W. de Valk
- Rechtspraak.nl
Beroep tot verlenging van vergunning tot verblijf na verbreking huwelijk van vreemdeling
In deze zaak gaat het om een beroep van eiser, A, die de Turkse nationaliteit bezit en sinds 12 november 1993 in Nederland verblijft. Eiser heeft een vergunning tot verblijf op basis van zijn huwelijk met mevrouw C, maar na de verbreking van deze relatie heeft hij een aanvraag ingediend voor voortgezet verblijf en het verrichten van arbeid in loondienst. De aanvraag voor verlenging van de vergunning tot verblijf is afgewezen omdat eiser niet kon aantonen dat hij op de peildatum, 1 februari 1998, beschikte over voldoende inkomsten uit een legaal dienstverband. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door de Staatssecretaris van Justitie. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoert dat hij wel degelijk recht heeft op verlenging van zijn vergunning tot verblijf.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van een legaal dienstverband vóór de peildatum. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet kon aantonen dat hij vóór 1 maart 1998 een dienstbetrekking had en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor een vergunning tot verblijf op basis van het beleid van de Staatssecretaris. De rechtbank heeft ook het beroep van eiser op het Besluit 1/80 van de Associatieraad verworpen, omdat niet is aangetoond dat zijn arbeid als legaal kan worden beschouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, met de conclusie dat de aanvraag om verlenging van de vergunning niet voor inwilliging in aanmerking komt.