ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5363
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Iraanse nationaliteit met betrekking tot uitzetting en vrijheidsbeperking
In deze zaak verzoekt de Iraanse verzoekster, A, om een voorlopige voorziening in het kader van haar asielaanvraag. De verzoekster, die samen met haar kinderen in Nederland verblijft, heeft een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, die door de Staatssecretaris van Justitie is afgewezen. De beschikking van 12 december 1999 betreft de niet-inwilliging van haar aanvraag en de beslissing om haar uit te zetten. De openbare behandeling vond plaats op 22 december 1999, waar de standpunten van beide partijen zijn toegelicht. De president van de rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet (Vw) de bevoegdheid om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De president concludeert dat de verzoekster onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vrees voor vervolging in Iran, maar dat er wel nieuwe gegevens zijn aangedragen die nader onderzoek rechtvaardigen. De president verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beschikking, en beveelt de Staatssecretaris om een nieuwe beschikking te nemen. Tevens wordt de vrijheidsbeperkende maatregel opgeheven, omdat de grond daarvoor is komen te vervallen. De verzoekster heeft recht op vergoeding van griffierechten en proceskosten.