Overwegingen van de rechtbank inzake de verweren met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Toezeggingen
Met betrekking tot de toezeggingen die gedurende de onderhandelingen tussen de politie en de Koerdische bezetters van de Griekse residentie namens het bevoegd gezag zouden zijn gedaan acht de rechtbank het volgende van belang.
In de avond van 16 februari heeft de Duitse Europarlementariër van Griekse afkomst, Sakellariou vergezeld van twee leden van het Koerdisch parlement in ballingschap Aktas en Kaval, zijn diensten als bemiddelaar aangeboden. Sakellariou is de eerste in de keten van onderhandelaars die melding maakt van de toezegging dat de bezetters, na registratie op het politiebureau, konden vertrekken. Hij heeft tevens verklaard dat verdere strafvervolging niet werd uitgesloten. Sakellariou is de persoon in de onderhandelingsketen die de eisen en toezeggingen met de politie-onderhandelaars op straat besprak en de uitkomsten vervolgens weergaf aan de bemiddelaars Aktas en Kaval, die op hun beurt de resultaten doorgaven aan de personen die namens de bezetters onderhandelden, [bezetter1] en [bezetter2]. Deze laatste twee traden op als afgevaardigden van de bezetters en hielden hen op de hoogte. Nu Sakellariou derhalve de enige is die de toezegging direct van de politie-onderhandelaars zou hebben vernomen, zal de rechtbank zijn verklaring als uitgangspunt nemen.
Allen die - direct dan wel indirect - namens de autoriteiten aan de onderhandelingen hebben deelgenomen hebben verklaard dat aan de bezetters niet is toegezegd dat zij na registratie op het politiebureau mochten vertrekken. Weliswaar zijn de verklaringen van diegenen die van overheidszijde bij de onderhandelingen betrokken zijn geweest niet op alle punten identiek (dit geldt overigens tevens voor de verklaringen van Sakellariou, Aktas en Kaval), doch zij bieden geen aanknopingspunten voor de stelling dat zou zijn toegezegd om de bezetters niet in verzekering te stellen.
De rechtbank trekt de betrouwbaarheid van de verklaringen van Sakellariou en die van de personen die namens de autoriteiten aan de onderhandelingen hebben deelgenomen niet in twijfel.
De rechtbank is van oordeel dat de verschillende versies met betrekking tot de toezegging zijn terug te voeren op communicatieproblemen. Er was immers sprake van een lange keten van onderhandelaars. Bovendien werd in verschillende talen overleg gevoerd. Zo overlegde Sakellariou voornamelijk in het Engels, soms in het Duits met de politie-onderhandelaars en gaf hij in het Frans weer aan Kaval, die het in het Koerdisch voor Aktas vertaalde, waarna zij vervolgens samen in het Koerdisch overlegden met [bezetter1] en [bezetter2]. wat hij met hen had besproken. Hierbij komt dat [bezetter1] ter terechtzitting heeft verklaard dat hij het Koerdisch niet vlekkeloos beheerst en daarom een tolk in de Turkse taal prefereert. De rechtbank acht aannemelijk dat het gebruik van verschillende, en voor de meeste onderhandelaars vreemde, talen tot de verschillen in interpretatie omtrent de toezegging(en) heeft geleid.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de uit deze verschillen voortvloeiende onduidelijkheid niet louter aan het openbaar ministerie te worden toegerekend en kan het in elk geval niet de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie tot gevolg hebben. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de onderhandelingen onder grote druk zijn gevoerd. Toen Sakellariou, vergezeld van Aktas en Kaval, zich als bemiddelaar aanbood, bevonden de onderhandelingen zich in een impasse. De autoriteiten vreesden voor het leven van de gegijzelden en voor zelfverbrandingen van de bezetters. Onder deze druk moesten belangrijke beslissingen worden genomen, terwijl bovendien bij alle onderhandelaars de vermoeidheid steeds meer een rol ging spelen. In dit licht acht de rechtbank de beslissing van de autoriteiten om het aanbod van Sakellariou, Aktas en Kaval te accepteren begrijpelijk. Dat de autoriteiten geen consequenties hebben verbonden aan de weigering van Sakellariou om een tolk bij de onderhandelingen te betrekken wordt evenmin onbegrijpelijk geacht.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van bewuste misleiding door de onderhandelaars die namens de autoriteiten optraden en evenmin van grove veronachtzaming van het recht op een eerlijk proces. Derhalve heeft de onduidelijkheid omtrent de toezegging(en) geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie. Dit neemt echter niet weg dat de wijze van onderhandelen en derhalve het rijzen van misverstanden deels voor rekening komt van het openbaar ministerie. Hiermee zal bij het bepalen van de strafmaat rekening worden gehouden.
Strijd met strekking Richtlijn
De Richtlijn waarop de verdediging zich heeft beroepen ziet op de schriftelijke verantwoording die politie en openbaar ministerie in het kader van het opsporingsonderzoek dienen af te leggen. De rechtbank is van oordeel dat de communicatie die politie en justitie gedurende de onderhandelingen onderling voerden, niet werd gevoerd in het kader van de opsporing van verdachten, doch om de gegijzelden vrij krijgen. Alleen al op grond hiervan is het ontbreken van controle achteraf op de onderlinge communicatie niet in strijd met de strekking van voornoemde Richtlijn.
Onthouden rechtsbijstand gedurende inverzekeringstelling
De rechtbank is van oordeel dat verdachten te lang op rechtsbijstand hebben moeten wachten en dat een dergelijke situatie in principe onwenselijk is. Achteraf bezien had de rechtsbijstand wellicht op een meer efficiënte wijze kunnen worden verzorgd, maar de druk waaronder een en ander geregeld moest worden vormt hiervoor een verklaring. Na de beëindiging van de bezetting van de Griekse residentie werd de politie immers geconfronteerd met een groep van ongeveer 200 personen die - onder meer - zo snel mogelijk van rechtsbijstand voorzien moest worden. Bovendien hebben zich ten tijde van de bezetting ook elders in de stad op grote schaal rellen afgespeeld en werd derhalve ook in dit verband de nodige inzet van de politie gevergd. De rechtbank beschikt voorts niet over aanwijzingen dat de politie de procedure doelbewust zou hebben vertraagd. Daarnaast wordt aannemelijk geacht dat factoren zoals de omvang van de groep, de beschikbaarheid van politiemensen en moeilijkheden bij het vinden van tolken voor vertraging hebben gezorgd. De rechtbank acht het op grond hiervan niet redelijk om de vertraging volledig voor rekening van het openbaar ministerie te laten komen. Hierbij komt dat naar het oordeel van de rechtbank de vertraging die door toedoen van de piketcentrale is veroorzaakt het openbaar ministerie niet kan worden toegerekend.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vertraging inzake het verlenen van rechtsbijstand het openbaar ministerie slechts in beperkte mate valt te verwijten. Het voert te ver om hieraan als sanctie de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie te verbinden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, ook indien de vertraging geheel uit tekortkomingen van het openbaar ministerie zou voortvloeien, hieruit evenmin de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie zou dienen te volgen. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging niet geacht kan worden hierdoor dusdanig in haar belang te zijn geschaad, dat hieruit de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie zou moeten volgen.
Gegevens bezetters bekend bij Turkse autoriteiten
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de enkele omstandigheid dat Turkse autoriteiten beschikken over gegevens van bezetters van de Griekse residentie niet worden afgeleid dat de Nederlandse autoriteiten hierin de hand hebben gehad. De dossiers bieden bovendien voor deze stelling geen aanknopingspunten. Het wordt veeleer aannemelijk geacht dat de Turkse autoriteiten via de media van de bezetting en namen van bezetters op de hoogte zijn geraakt. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de Turkse autoriteiten bekend zijn met namen van bezetters in redelijkheid niet voor rekening van het openbaar ministerie kan komen. De rechtbank wijst er in dit verband nog op dat de bezetters door hun actie en de wijze waarop deze is gevoerd zelf bepaalde risico's hebben genomen en aanvaard.