ECLI:NL:RBROT:2025:9990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/702839 / KG ZA 25-694
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende contact- en gebiedsverbod na echtscheiding met kinderen

In deze zaak, die op 12 augustus 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de eiseres, een vrouw uit Vlaardingen, een contact- en gebiedsverbod tegen haar ex-echtgenoot, de gedaagde, eveneens uit Vlaardingen. De partijen zijn tot 19 maart 2025 met elkaar gehuwd geweest en hebben drie kinderen. Na de echtscheiding is de eiseres met de kinderen in de woning gebleven, terwijl de gedaagde naar een andere woning is verhuisd. De eiseres stelt dat de gedaagde haar voortdurend lastigvalt, zowel schriftelijk als mondeling, en dat hij zich veelvuldig in haar woonwijk ophoudt. Dit gedrag heeft geleid tot een aangifte bij de politie en de arrestatie van de gedaagde. De eiseres vordert dat de gedaagde een contactverbod en een gebiedsverbod opgelegd krijgt, primair op straffe van een dwangsom en subsidiair op straffe van lijfsdwang.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de vorderingen van de eiseres. De rechter heeft vastgesteld dat de eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er onrechtmatig ongewenst contact is van de gedaagde, wat een inbreuk vormt op haar grondrechten. De rechter heeft de vorderingen van de eiseres toegewezen, maar het gebiedsverbod beperkt tot de straat waar de eiseres woont. De gedaagde is veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 500,00 per overtreding, met een maximum van € 20.000,00. Daarnaast is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.375,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/702839 / KG ZA 25-694
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. I. Correljé te Hoek van Holland,
tegen
[gedaagde],
wonende te Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. W.J.J. Trooster te Vlaardingen.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 21 juli 2025, met één productie;
  • de conclusie van antwoord, met één productie;
  • de door [eiseres] op de mondelinge behandeling voorgedragen en overgelegde brief.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 29 juli 2025 plaatsgevonden.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest tot 19 maart 2025. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren (geboortedata [geboortedatum 1] 2019, [geboortedatum 2] 2022 en [geboortedatum 3] 2023). [eiseres] is na de echtscheiding met de kinderen blijven wonen in de woning aan [adres]. [gedaagde] is verhuisd naar de woning waar partijen naartoe zouden verhuizen. [eiseres] vordert – samengevat weergegeven – dat aan [gedaagde] een contactverbod en een gebiedsverbod wordt opgelegd, primair op straffe van een dwangsom en subsidiair op straffe van lijfsdwang. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiseres] toe, met dien verstande dat het gevorderde gebiedsverbod wordt beperkt. Hierna wordt uitgelegd hoe de voorzieningenrechter tot dit oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

3.1.
In dit kort geding moet de voorzieningenrechter allereerst beoordelen of [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening nodig is en van [eiseres] niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat van een spoedeisend belang, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam is gebleken. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] kunnen worden behandeld.
3.3.
Vervolgens moet de voorzieningenrechter beoordelen of de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis in kort geding geeft de voorzieningenrechter alleen een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
3.4.
Een gebiedsverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Voor een contactverbod moet in elk geval een reële dreiging bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde] tegenover [eiseres].
3.5.
[eiseres] stelt het volgende. [gedaagde] neemt voortdurend en veelvuldig contact met haar op, zowel schriftelijk als mondeling. [eiseres] voelt zich bekeken, gevolgd en gecontroleerd door [gedaagde]. [gedaagde] begeeft zich veelvuldig in de woonwijk van [eiseres]. [gedaagde] valt haar voortdurend persoonlijk lastig valt en bedreigt haar. Het gedrag van [gedaagde] neemt inmiddels extreme vormen aan. [eiseres] heeft hiervan aangifte bij de politie gedaan. Zij verwijst naar de inhoud van het door haar overgelegde afschrift van het proces-verbaal van aangifte. De politie is een onderzoek gestart. [gedaagde] is vervolgens gearresteerd. Nadat [gedaagde] vrijkwam op voorwaarden, zette hij zijn gedrag voort door op subtiele wijze contact op te zoeken met [eiseres]. De politie heeft recent een gesprek met [gedaagde] gevoerd. Daarbij heeft hij toegezegd zijn gedrag te zullen staken. [gedaagde] heeft zich niet aan die toezegging gehouden. De recherche heeft nog tweemaal een stopgesprek met [gedaagde] gevoerd. Dat heeft ook niet voldoende geholpen. [gedaagde] houdt zich niet aan het door de recherche opgelegde contact- en gebiedsverbod. [gedaagde] handelt gelet op zijn gedrag onrechtmatig jegens [eiseres]. [eiseres] wenst met rust gelaten te worden. Daarom vordert zij een contact- en gebiedsverbod.
3.6.
[gedaagde] voert het volgende aan. De feiten en omstandigheden die [eiseres] stelt kunnen een inbreuk op de grondrechten van [gedaagde], zoals door [eiseres] is gevorderd met het contact- en gebiedsverbod, niet rechtvaardigen. [gedaagde] was gewend om over en weer veel contact met [eiseres] te hebben, zowel telefonisch als via WhatsApp. Na de echtscheiding is hij daarmee doorgegaan. [gedaagde] nam contact op met [eiseres] omdat hij op die momenten wilde overleggen over de kinderen van partijen. [gedaagde] heeft [eiseres] niet bedreigd of lastiggevallen. [gedaagde] is geschrokken van zijn arrestatie en verblijf op het politiebureau. Hij wil niet dat dit nog een keer gebeurt. Hij zal geen contact meer opnemen met [eiseres]. Daarom bestaat er volgens [gedaagde] geen aanleiding om een contact- en gebiedsverbod op te leggen. Bovendien is er al sprake van een door de recherche opgelegd contact- en gebiedsverbod.
3.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de situatie tussen partijen de oplegging van een contact- en gebiedsverbod rechtvaardigt, gelet op het volgende.
3.8.
[eiseres] heeft, gelet op het door haar overgelegde proces-verbaal van de aangifte en de door [eiseres] geschreven brief en met wat ter zitting nader over en weer is aangevoerd, voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van onrechtmatig ongewenst contact in zodanige mate en op zodanige wijze dat [eiseres] recht en belang heeft bij een civielrechtelijk contact- en gebiedsverbod, versterkt met een dwangsom. [eiseres] heeft recht op rust en ruimte, zonder de bestaande constante dreiging van contact door [gedaagde] richting [eiseres], zodat zij zich veiliger kan voelen dan nu het geval is.
3.9.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de kinderen van partijen de reden zijn dat hij contact opneemt met [eiseres]. [gedaagde] heeft ter zitting echter tevens erkend dat hij onwenselijk gedrag heeft vertoond sinds partijen uit elkaar zijn. Diverse gebeurtenissen waarvan aangifte is gedaan door [eiseres] zijn door [gedaagde] ook niet of niet voldoende weersproken. Hij is het ermee eens dat, in de situatie waarin partijen terecht zijn gekomen, het contact omtrent de kinderen via de advocaten van partijen zal moeten worden geregeld. De voorzieningenrechter ziet geen reden om ter zake van het contactverbod op dit moment een uitzondering te maken voor wat betreft contact over de kinderen omdat gelet op alle gebeurtenissen in het recente verleden ernstig rekening moet worden gehouden met het risico dat [gedaagde] een dergelijke uitzondering zal misbruiken om opnieuw nodeloos ongewenst contact op te nemen met [eiseres] of om contact uit te lokken.
3.10.
Het gebiedsverbod wordt vooralsnog beperkt tot de straat waar [eiseres] woont, te weten [locatie].
3.11.
Op dit moment is, mede gelet op de in acht te nemen proportionaliteit, nog niet de noodzaak gebleken om een veel ruimer gebiedsverbod zoals gevorderd op te leggen. Daarbij is van belang dat [gedaagde] onweersproken heeft aangevoerd dat hij in de omgeving van het gevorderde gebiedsverbod woont, dat hij in die omgeving zijn sociale contacten heeft en dat er familie van hem woont.
3.12.
De voorzieningenrechter wijst [gedaagde] erop dat er weliswaar voldoende zwaarwegende gronden aanwezig moeten zijn om de vrijheid van [gedaagde] (verder) te beperken, maar dat dit niet wegneemt dat het gebiedsverbod kan worden uitgebreid als blijkt dat [gedaagde] zich wederom/nog steeds onrechtmatig jegens [eiseres] gedraagt en er dus een noodzaak blijkt te bestaan om het gebiedsverbod verder uit te breiden. In dit verband hecht de voorzieningenrechter er belang aan dat [eiseres] heeft aangegeven dat [gedaagde] thans de grenzen van het door de recherche opgelegde gebiedsverbod en contactverbod opzoekt, wat door [gedaagde] wordt ontkend.
3.13.
In verband met de eisen van proportionaliteit worden de verboden opgelegd voor de duur van 12 maanden.
3.14.
De primair gevorderde dwangsom van € 500,00 per overtreding met een maximum van € 20.000,00, wordt toegewezen.
3.15.
Gebruikelijk is dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd indien sprake is van een geschil tussen ex-echtgenoten. Gelet op de aard, ernst en duur van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] ten opzichte van [eiseres] en de negatieve impact die dit op het leven van [eiseres] heeft, is er in deze zaak echter aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten nadele van [gedaagde]. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. Nu [eiseres] procedeert op basis van toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 1.375,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 1.107,00 aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten, plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verbiedt [gedaagde] gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis anders dan via zijn advocaat - persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met [eiseres],
4.2.
verbiedt [gedaagde] gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis zich te begeven naar en/of zich te bevinden op [locatie],
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat hij de in 4.1. en 4.2. uitgesproken verboden overtreedt, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.375,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt daarna betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.
[3894/1729]