ECLI:NL:RBROT:2025:993

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
10/124368-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en beschadigen van een hond, veroordeling voor brandstichting en bedreigingen

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1969 en preventief gedetineerd. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag en het beschadigen van een hond, maar werd wel veroordeeld voor opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar. Daarnaast werd hij veroordeeld voor bedreigingen aan het adres van agenten, mishandeling van een verpleegkundige en beledigingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, inclusief schadevergoedingsmaatregelen. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn handelen levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen heeft veroorzaakt. De verdachte had eerder al twee keer de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd gekregen, maar deze hadden niet geleid tot een gedragsverandering. De rechtbank achtte een tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het hoge recidiverisico. De rechtbank concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging rechtvaardigde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/124368-24
Datum uitspraak: 24 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
preventief gedetineerd in de [naam PI] ,
raadsman mr. L. Verheuvel, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde. Volgens de verdediging is onvoldoende gespecificeerd hoe de diensthond is beschadigd en is het daardoor onduidelijk welke strafbare gedragingen de verdachte worden verweten en waar hij zich aldus tegen moet verdedigen.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat uit de tekst van de tenlastelegging in combinatie met de inhoud van het onderliggende dossier voldoende duidelijk is waar de verdenking op ziet en tegen welke gedraging de verdachte zich heeft moeten verdedigen. Dit blijkt overigens ook uit het standpunt dat de raadsman reeds bij de pro forma zitting van 22 juli 2024 naar voren heeft gebracht over deze verdenking en het ter zitting gevoerde verweer. Nu de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 Wetboek van Strafvordering, wordt het verweer verworpen.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

Feiten 2 primair en 3

5.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feiten 1, 2 subsidiair, 4, 5 en 6
5.2.
Bewijswaardering
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde bepleit dat als gevolg van de in de tenlastelegging genoemde handelingen, die de verdachte niet ontkent, geen levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel te vrezen was en dat de verdachte ten aanzien van dit gedeelte van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot het overige onder 1 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verdachte had geen opzet op het vrees aanjagen van de verbalisant en deze verbalisant heeft zich ook niet bedreigd gevoeld omdat hij daar niets over zegt. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte bewust de jerrycan heeft omgegooid.
Ook ten aanzien van het onder 4 laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De verklaring van de aangever wordt niet ondersteund door een ander bewijsmiddel. De verklaring van de arts spoedeisende hulp [functionarisnummer 1] kan niet als steunbewijs worden gebruikt, omdat het tijdstip waarover de arts verklaart niet overeenkomt met de verklaring van de aangever.
Tot slot heeft de verdediging met betrekking tot het onder 5 en 6 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De uitlatingen van de verdachte hebben niet kunnen leiden tot een gerechtvaardigde vrees, gelet op de situatie waarin de verdachte zich bevond. De aangevers zijn professionals die op dat moment wisten dat de verdachte zich in een psychose bevond en dat zijn handen en benen waren vastgebonden. Met betrekking tot de belediging heeft de verdediging aangevoerd dat uit de reactie van de aangever volgt dat hij zich niet beledigd heeft gevoeld.
5.2.2.
Beoordeling
Op 10 april 2024 heeft de verdachte zijn vrouw en dochter uit hun rijtjeswoning aan de [adres] te Schiedam gestuurd waarna hij het alarmnummer 112 heeft gebeld. Tijdens zijn gesprek met 112 heeft de verdachte gemeld dat hij van zijn slaapkamer een bom heeft gemaakt, dat deze kamer vol staat met jerrycans gevuld met petroleum, dat hij heel veel medicijnen heeft ingenomen en dat hij klaar was met zijn leven. Verder heeft de verdachte gezegd dat er niets zou gebeuren zolang de politie uit zijn huis zou blijven, maar als hij merkt dat iemand zijn huis binnenvalt, hij dan zichzelf en de hele zooi in de brand zal steken. Als gevolg van dit telefoongesprek zijn de politie en de brandweer naar de [adres] in Schiedam gegaan. Aldaar stond de verdachte vanuit het geopende raam op de eerste verdieping van zijn woning naar buiten te schreeuwen. Op enig moment heeft de verdachte een aanmaakblok aangestoken en op straat gegooid, waarna hij petroleum uit een jerrycan vanuit het raam op straat gooit. Door dit handelen van de verdachte hebben meerdere auto’s vlam gevat. Deze brandende auto’s stonden geparkeerd voor de woningen met huisnummers [huisnummer A] , [huisnummer B] en [huisnummer C] . In deze woningen stonden mensen voor de ramen en daarnaast waren er op dat moment meerdere mensen op straat. Uiteindelijk is de diensthond van de politie samen met politieagenten de woning binnengegaan om de verdachte aan te houden.
Ten aanzien van feit 1 (brandstichting)
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat door het handelen van de verdachte ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. In dit verband dient te worden beoordeeld of het gevaar ten tijde van de brandstichting, op basis van algemene ervaringsregels, voorzienbaar was. Derhalve zijn brandvertragende omstandigheden, zoals het feit dat de brandweer snel ter plaatse was om de brand te blussen, op zichzelf niet relevant voor de voorzienbaarheid van het gevaar.
Het is een feit van algemene bekendheid dat brandstichting gepaard gaat met rookontwikkeling en dat zowel brand als rook zich snel verspreiden. Bovendien is het algemeen bekend dat rookontwikkeling gevaarlijk is voor de gezondheid, met mogelijke fatale gevolgen, zoals ademhalingsproblemen of vergiftiging door inademing van giftige stoffen. Het is dan ook voorzienbaar dat deze factoren een gevaar kunnen vormen voor de mensen die in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn. Uit de camerabeelden blijkt dat de brand en de rook zich snel hebben verspreid. Uit het dossier volgt dat er mensen voor hun raam, maar ook op balkons stonden en dus de rook hebben kunnen inademen. Datzelfde geldt voor de mensen die zich op straat bevonden. Tevens blijkt uit het dossier dat er meerdere auto’s in brand stonden. Het branden van een auto kan snel een onbeheersbaar karakter krijgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit komt doordat auto's brandgevaarlijke stoffen, zoals benzine, bevatten, waardoor het risico op een explosie of snelle uitbreiding van de brand aanzienlijk is. Gezien deze feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte veroorzaakte gevaar voor anderen, in termen van levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel, voorzienbaar was.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair (bedreiging)
De verdachte heeft tijdens zijn gesprek met de meldkamer verklaard dat zijn huis een bom is en dat hij zichzelf en de woning in brand zou steken als iemand zijn woning zou betreden. Daarnaast heeft de verdachte vanuit het raam dreigementen geuit door onder andere brandbare vloeistof uit een jerrycan en een brandend voorwerp op straat te gooien. Bij zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de jerrycan die gevuld was met petroleum vanuit zijn slaapkamer naar de gang had gebracht, omdat hij deze van de trap wilde gooien zodra de politie binnen zou komen. Kennelijk heeft de verdachte de aldus klaarstaande jerrycan op enig moment ook geopend. Uit het dossier blijkt immers dat de inhoud van de jerrycan van de trap af stroomt als de politieagent de trap oploopt. Gelet op de samenhang tussen deze handelingen en de dreigende uitspraken van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door de jerrycan naar de gang in de buurt van de trap te verplaatsen én deze te openen, in ieder geval de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dat de jerrycan zou omvallen en de inhoud daarvan iemand zou raken. Het voorgaande betekent dat er in ieder geval sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het ontstaan van vrees. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Gezien de gebeurtenissen die voorafgingen aan het binnentreden van de politie in de woning, is de rechtbank van oordeel dat bij de bedreigde het ontstaan van een redelijke vrees ook gerechtvaardigd was.
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling)
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de aangever wordt ondersteund door de getuigenverklaring van spoedeisende hulp arts [functionarisnummer 1] . Deze getuige heeft gezien dat zijn collega (de aangever), toen de verdachte op de brandcard lag, door de verdachte tegen zijn gezicht werd getrapt. Dit komt overeen met de verklaring van de aangever, omdat deze stelt in zijn gezicht getrapt te zijn toen de verdachte nog niet was gefixeerd. De verdachte is pas later op het ziekenhuisbed gefixeerd.
Ten aanzien van feiten 5 en 6 (bedreigingen en belediging)
Op basis van het dossier staat vast dat de verdachte in het ziekenhuis meerdere bedreigingen heeft geuit tegen medewerkers van het ziekenhuis en verbalisanten. Enkelen hebben aangifte gedaan. De verdediging heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de woorden van de verdachte daadwerkelijk hebben kunnen leiden tot een gerechtvaardigde vrees. De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk vrees heeft ervaren voor aantasting van de persoonlijke vrijheid. Het is voldoende dat de bedreiging in het algemeen onder de betreffende omstandigheden die vrees kan opwekken. De beoordeling of sprake is van redelijke vrees bij de bedreigde is daarmee geobjectiveerd. De rechtbank is in dat licht van oordeel dat bij alle bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou kunnen worden. Ten aanzien van de belediging is de rechtbank van oordeel dat uit de aangifte voldoende blijkt dat de aangever zich beledigd heeft gevoeld door de uitlatingen van de verdachte en dat de directe reactie van deze hoofdagent op het moment dat de verdachte deze beledigende teksten uitte, dit niet anders maakt.
5.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan. Met betrekking tot een deel van het onder 1 ten laste gelegde heeft de rechtbank in bijlage III een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, omdat de verdachte dat deel van het bewezen verklaarde heeft bekend en er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
hij op 10 april 2024 te Schiedam,
opzettelijk brand heeft gesticht door vanuit zijn woning:
brandbare vloeistof te gieten op straat en
een brandend voorwerp, op straat te gooien ten gevolge waarvan er brand is ontstaan op straat terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten meer nabij geparkeerde personenauto's (te weten een Nissan Micra kenteken [kentekennummer 1] en Kia Picanto kenteken [kentekennummer 2] en Hyundai Bayon kenteken [kentekennummer 3] ) en aangrenzende woningen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten één of meer perso(o)n(en) uit aangrenzende woning(en) en/of één of meer perso(o)n(en) die zich op straat bevonden te duchten was;
2. subsidiair
hij op 10 april 2024 te Schiedam,
politiefunctionaris met nummer [functionarisnummer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een jerrycan gevuld met een (grote) hoeveelheid petroleum, leeg te laten lopen op de trap in de nabijheid van die politiefunctionaris
4.
hij op 10 april 2024 te Rotterdam, verpleegkundige van de spoedeisende hulp met nr [functionarisnummer 1] heeft mishandeld door
te trappentegen het gezicht van voornoemde verpleegkundige;
5.
hij op 10 april 2024 te Rotterdam,
- op de spoedeisende hulp nummer [functionarisnummer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door:
-
dreigend te woorden toe te voegen: “ik onthoud wie je bent, als ik je de volgende keer tegen kom dan schiet ik je kop er af en knal ik je kop er af” en
- [slachtoffer 1] (agent van politie eenheid Rotterdam) en- [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Rotterdam)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "als ik straks los kom, ben jij de eerste die ik pak, ik maak je dood, richt maar alvast je pistool want ik ga je doodmaken" en
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "als ik volgende
week weer vrij ben dan weet ik jullie te vinden" en " sla jullie het hele kanker ziekenhuis door";
6.
hij op 10 april 2024 te Rotterdam,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem (meermalen) de woorden toe te voegen: "NSB-ers, ze hadden jullie moeten vergassen in de oorlog" en"kanker NSB-ers .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 4:
Mishandeling
Ten aanzien van feit 5:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 6:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten. Ten eerste heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan brandstichting door petroleum en een brandend voorwerp vanuit zijn woning op straat te gooien, waardoor brand ontstond en wat uiteindelijk ervoor heeft gezorgd dat meerdere auto’s van omwonenden beschadigd zijn geraakt. Er waren op dat moment meerdere mensen aanwezig in de aangrenzende woningen die ook naar buiten kwamen om te kijken wat er aan de hand was. De hele straat moest worden afgezet en de hulpdiensten waren massaal uitgerukt. Dat het gevaar en de schade uiteindelijk beperkt zijn gebleven, is louter te danken aan het doortastende optreden van de hulpdiensten die snel ter plaatse kwamen.
Om de dreigende situatie te beëindigen is de politie de woning van de verdachte ingegaan. In de woning heeft de verdachte een verbalisant bedreigd. De verdachte is uiteindelijk overgebracht naar het Erasmus MC. Tijdens zijn verblijf op de spoedeisende hulp heeft de verdachte nog drie strafbare feiten gepleegd. Hij heeft een verpleegkundige die hem probeerde te helpen mishandeld door tegen zijn gezicht te trappen. Dat brengt gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het gepleegde geweld werd het slachtoffer bovendien aangedaan terwijl hij als professionele hulpverlener zijn werkzaamheden uitoefende en er bij uitstek op moest kunnen rekenen dat hij daarbij gevrijwaard bleef van tegen hem gericht geweld. Verder heeft de verdachte diverse bedreigingen en beledigingen geuit tegen een aanwezige arts, die de verdachte medische hulp wilde verlenen, en tegen de daar aanwezige verbalisanten. Het gedrag van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor de verbalisanten en arts die hun werkzaamheden doen in het algemeen belang. Zij behoren van dergelijk gedrag verschoond te blijven. Uit de verklaringen van deze professionals is gebleken dat hoewel zij wel wat gewend zijn in hun werk, het handelen van deze verdachte daadwerkelijk gevolgen heeft gehad voor hun gevoel van veiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Nu deze veroordelingen langer geleden zijn, zal de rechtbank hiermee geen rekening houden bij de strafoplegging. De rechtbank zal er bij de strafoplegging wel rekening mee houden dat de verdachte twee keer eerder de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd heeft gekregen.
8.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 1 augustus 2024 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
Ten tijde van het ten laste gelegde was bij de verdachte sprake van clubster b persoonlijkheidsproblematiek met specifieke kenmerken van een narcistische, borderline en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast was bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis en benzodiazepines. Vanwege verschillende redenen voelde de verdachte zich onheus bejegend, boos, gefrustreerd, gekrenkt en teleurgesteld. Op 9 april 2024 heeft de verdachte een grote hoeveel Oxazepam ingenomen welke zijn gevoelens hebben versterkt. Dit zorgde voor het wegvallen van een adequate consequentie-analyse en een toename van impulsiviteit. Vanaf dat moment was de verdachte in toenemende verminderde mate in staat om zijn emoties, agressie en impulsen te reguleren. Bovendien werd de aanwezige basisachterdocht naar de politie verder aangewakkerd. De opeenstapeling van frustraties leidden uiteindelijk tot een suïcidepoging op 10 april 2024 door het innemen van een grote hoeveelheid benzodiazepines.
De psychiater adviseert de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte werd naar alle waarschijnlijkheid in zodanige mate beheerst door pathologische patronen dat deze in ieder geval deels zijn handelen hebben bepaald en mede de oorzaak waren van de delicten. Gelet op de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek is verdachte verminderd in staat om op een adequate wijze om te gaan met confrontaties en krenkingen bij een toename van sociale stressoren en teleurstellingen. Hij verliest dan het overzicht en komt in een heftige en snelle neerwaartse spiraal van frustratie, boosheid en psychotische gedachten. In het verleden heeft dit eerder geleid tot soortgelijk delictgedrag.
De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat. Het risico op herhaling wordt vooral gezien in het opnieuw optreden van een dergelijke complexe en stresserende situatie, waarbij met name de snelheid van escalatie zorgwekkend is. Gezien de complexiteit van de pathologie, het delict verleden, en het niet bewerkstelligen van een evidente en structurele gedragsverandering na eerdere tbs-maatregelen, wordt gedacht aan een intensieve klinische behandeling. Het is belangrijk dat de verdachte adequate copingmechanismen aanleert en dat hij abstinent wordt van middelengebruik, waarbij hij langdurige begeleiding, controle en behandeling krijgt. Geadviseerd wordt tbs met dwangverpleging op te leggen. Daarbij dient aandacht te zijn voor een gedegen resocialisatietraject binnen een passend veiligheidsniveau gelet op de verwachte stressoren bij het wegvallen van de huidige aanwezige structuur. Tbs met voorwaarden wordt op dit moment minder haalbaar geacht, omdat het voor de verdachte moeilijk is om behandeldoelen te formuleren en een hoog beveiligingsniveau van een stevige klinische setting nodig is vanwege het recidiverisico. Daarnaast is behandeling binnen bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel ook overwogen, maar de kans is groot dat verdachte, zoals in het verleden, de voorwaarden niet zal naleven waardoor hij terug zal worden geplaatst in detentie en dan zal adequate behandeling en resocialisatie uitblijven en daardoor blijft het recidiverisico hoog.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 24 juli 2024 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten. De verdachte heeft vanuit zijn borderline weinig grip op zijn emoties en kan snel boos worden, wat kan leiden tot impulsief gedrag. Voor de verdachte is het lastig om de gevolgen van zijn impulsieve daden te overzien. Daarnaast wordt verdachte onder invloed van stress achterdochtig en kan hij (rand)psychotische symptomen ervaren. Vanuit zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis is er sprake van agressiviteit, prikkelbaarheid, een bepaalde onverschilligheid voor de gevolgen van zijn gedrag en vindt hij het moeilijk om rekening te houden met de gevoelens van andere mensen. In de periode voorafgaande aan de feiten zijn er veel stresserende omstandigheden voor verdachte. Zijn negatieve stemming neemt toe en hij zoekt zijn toevlucht tot het misbruiken van medicatie. Daarbij wordt hij
mede gedreven door suïcidale gedachten. De remmingen van verdachte nemen verder af door zijn vele medicatiegebruik. Daardoor ontregelt hij verder en komt hij tot agressieve acting-out van onder andere oude wraakgevoelens en in deze toestand komt hij uiteindelijk tot het ten laste gelegde. De verdachte is zich bewust geweest van de werking van een grote hoeveelheid Oxazepam, omdat hij dit eerder heeft meegemaakt. De verdachte weet dat hij daardoor achterdochtig kan worden en niet meer geheel in de realiteit kan blijven. Gelet op het voorgaande adviseert de psycholoog het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Er is sprake van een duidelijke doorwerking van de persoonlijkheidsstoornis, maar het ten laste gelegde is hier niet volledig door te verklaren.
De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat vanwege het verband tussen het gevaar van toekomstig gewelddadig gedrag en de persoonlijkheidsstoornissen van verdachte. Het recidiverisico kan op termijn worden gemanaged door het ontwikkelen van probleeminzicht, het vergroten van copingvaardigheden en het opbouwen van een beschermend netwerk. Gelet op het voorgaande adviseert de psycholoog aan de verdachte op te leggen de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Binnen een tbs-kliniek met een hoog beveiligingsniveau kan een intensief klinisch behandeltraject worden vormgegeven. In dat traject kan door middel van schematherapie het probleeminzicht van verdachte mogelijk vergroot worden en kan binnen aanvullende vaktherapieën gewerkt worden aan het versterken van zijn relationele vaardigheden en copingstrategieën. Daarnaast is het belangrijk om beschermende factoren, zoals huisvesting, dagbesteding en een ondersteunend sociaal netwerk op te bouwen. Bij een positief verloop kan het externe risicomanagement geleidelijk worden afgebouwd. Het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden is geen goede optie omdat de risico’s onvoldoende worden erkend door de verdachte en het niet duidelijk is of hij responsief zal zijn op het externe risicomanagement.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 15 november 2024 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een complexe persoonlijkheidsproblematiek waaruit het ten laste gelegde deels valt te verklaren. De verdachte heeft in het verleden twee keer een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd gekregen en één keer een gemaximeerde tbs met bevel tot dwangverpleging. Deze maatregelen hebben recidive niet kunnen voorkomen. Op het eerste gezicht lijkt verdachte redelijk stabiel, maar er is wel sprake van instabiliteit op verschillende leefgebieden. Zijn emoties zijn niet in balans, hij heeft een instabiel zelfbeeld en verdachte toont onvoorspelbaar en impulsief gedrag. Kleine dingen kunnen leiden tot buitenproportionele reacties. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden, omdat de reclassering niet in staat is om op een verantwoorde wijze toezicht te houden, de risico’s te beperken en gedragsverandering te bewerkstelligen. Het voorgaande heeft te maken met de beperkte leerbaarheid van de verdachte en zijn gebrek aan motivatie voor behandeling. De leerbaarheid van de verdachte is zeer beperkt kijkend naar zijn behandelgeschiedenis en daarnaast is het vanwege zijn problematiek moeilijk om concrete behandeldoelen op te stellen.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. Dit betekent dat wordt vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens en dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in verband waarmee de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank is gelet op de bewezenverklaarde feiten, de strafdoelen en de persoon van de verdachte van oordeel dat er een straf en maatregel dienen te volgen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van het de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Het standpunt van de verdediging daarentegen om in ieder geval niet meer dan een gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten. Alles overwegend zal de verdachte worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging, zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen en gevorderd door de officier van justitie, passend en noodzakelijk is. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat dit het geval is.
De gedragsdeskundigen hebben geadviseerd een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Aan de voorwaarden voor het opleggen van de tbs-maatregel is voldaan. Ten eerste volgt uit de eerder aangehaalde Pro Justitia rapportages dat er bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde sprake was van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens. Daarnaast is sprake van brandstichting en bedreiging, misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de bij de verdachte geconstateerde psychische stoornissen en het feit dat het risico op recidive zonder langdurige klinische behandeling door zowel de deskundigen als de reclassering wordt ingeschat als hoog, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat daarmee de maatregel noodzakelijk is. Deze maatregel is de enige mogelijkheid om de verdachte te behandelen, de maatschappij te beveiligen en het recidivegevaar zo veel mogelijk in te perken. Uit het Pro Justitia rapport blijkt dat de deskundigen nadrukkelijk hebben gekeken naar de mogelijkheid van een tbs met voorwaarden en zij hebben onderbouwd waarom zij dit niet haalbaar achten. De rechtbank ziet geen reden om hier vanaf te wijken. De rechtbank realiseert zich dat het een verstrekkende en ingrijpende maatregel betreft, maar ziet, anders dan de verdediging, mede gelet op de adviezen van de gedragsdeskundigen geen mogelijkheid om de noodzakelijke behandeling in een lichter kader te realiseren.
De maatregel zal worden opgelegd wegens brandstichting (en bedreiging). Brandstichting is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zodat de duur van terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is en de totale duur een periode van vier jaar te boven kan gaan. Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.

9.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: verbalisant nummer [functionarisnummer 2] ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Nationale Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 624,10 aan materiële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 375,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding. Volgens de officier van justitie staat de schade van de Nationale Politie Eenheid Rotterdam, ondanks de gevorderde vrijspraak voor het onder 3 ten laste gelegde, in rechtstreeks verband met de overige feiten nu de inzet van de diensthond noodzakelijk was gelet op het handelen van de verdachte.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verbalisant nummer [functionarisnummer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering gelet op het pleidooi tot vrijspraak. Subsidiair dient deze benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege de onbetrouwbaarheid van diens verklaring. Ten aanzien van de vordering van de Nationale Politie Eenheid Rotterdam heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. De benadeelde partij [slachtoffer 1] dient ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering gelet op het pleidooi tot vrijspraak. Subsidiair is gesteld dat het verzochte bedrag dient te worden beperkt tot € 200,-.
9.3.
Beoordeling
Vordering benadeelde partij verbalisant nummer [functionarisnummer 2]
Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending brengen met zich dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in persoon op andere wijze wordt aangenomen als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. De benadeelde partij is, terwijl hij zijn werk uitvoerde, bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag billijk is en zal het gevorderde bedrag van € 500,- dan ook toewijzen.
Vordering benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam
Ondanks dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen. De schade die is ontstaan aan de diensthond staat in rechtstreeks verband met het onder 1 bewezenverklaarde doordat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte onder dat feit de schade hebben veroorzaakt. De inzet van de diensthond was namelijk noodzakelijk vanwege het handelen van de verdachte. Daarmee is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft verzocht om een vergoeding van € 624,10 voor de kosten van de dierenarts. Nu deze gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending brengen met zich dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in persoon op andere wijze wordt aangenomen als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. De benadeelde partij is, terwijl zij haar werk uitoefende, bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en daardoor heeft zij zich angstig en onveilig gevoeld. Uit de mondelinge toelichting op zitting volgt dat de benadeelde partij als gevolg van het incident een sessie heeft gehad bij een psycholoog om het incident te kunnen verwerken. De rechtbank ziet, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken, geen reden het gevorderde bedrag te beperken. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk en zal een bedrag van € 375,- toewijzen.
De wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank bepaalt dat de hiervoor genoemde toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Nu de vordering van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, omdat de verdachte jegens alle benadeelde partijen aansprakelijk is voor de schade die aan hen is toegebracht. Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt daarom passend en geboden geacht.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij verbalisant nummer [functionarisnummer 2] een schadevergoeding betalen van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam schadevergoeding betalen van € 624,10, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] schadevergoeding betalen van
€ 375,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als in de beslissing vermeld.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 157, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 4, 5, en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij verbalisant 3270483 te betalen een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Nationale Politie Eenheid Rotterdamte betalen een bedrag van
€ 624,10 (zegge: zeshonderdvierentwintig euro en tien cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van
€ 375,- (zegge: driehonderdvijfenzeventig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
verbalisant [functionarisnummer 2],
Nationale Politie Eenheid Rotterdam en [slachtoffer 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van verbalisant [functionarisnummer 2] , Nationale Politie Eenheid Rotterdam en [slachtoffer 1] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
verbalisant [functionarisnummer 2]te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
Nationale Politie Eenheid Rotterdamte betalen
€ 624,10(hoofdsom,
zegge: zeshonderdvierentwintig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 624,10 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 1]te betalen van
€ 375,-(hoofdsom,
zegge: driehonderdvijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 375,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Schiedam, althans in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door vanuit zijn woning:
- één of meer brandbare vloeistof(fen) te gieten/te gooien op straat en/of
- een met petroleum, althans een brandbare vloeistof, overgoten houtblok aan te steken en/of vervolgens voornoemd houtblok, althans een brandend voorwerp, op straat te gooien tengevolge waarvan er brand is ontstaan op straat terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten één of meer nabij geparkeerde personenauto's (te weten een Nissan Micra kenteken [kentekennummer 1] en/of Kia Picanto kenteken [kentekennummer 2] en/of Hyundai Bayon kenteken [kentekennummer 3] ) en/of één of meer aangrenzende woning(en) en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten één of meer perso(o)n(en) uit aangrenzende woning(en) en/of één of meer perso(o)n(en) die zich op straat bevonden te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een politiefunctionaris met nummer [functionarisnummer 2]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een (grote) hoeveelheid petroleum, althans een brandbare vloeistof, op/over/naar
het lichaam van die politiefunctionaris heeft gegooid, althans een jerrycan gevuld met een (grote) hoeveelheid petroleum, althans een brandbare vloeistof, heeft laten leeglopen op de trap en in de nabijheid van die politiefunctionaris terwijl hij een aansteker in zijn handen had, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Schiedam,
politiefunctionaris met nummer [functionarisnummer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, en/of brandstichting, door een jerrycan gevuld met een (grote) hoeveelheid petroleum, althans een brandbare vloeistof, om te schoppen en leeg te laten lopen op de trap en in de nabijheid van die politiefunctionaris terwijl hij een aansteker in zijn handen had;
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Schiedam, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een dier, te weten een diensthond dat geheel of ten
dele aan de politie eenheid Rotterdam, althans aan een ander toebehoort, heeft
beschadigd;
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
verpleegkundige van de spoedeisende hulp met nr [functionarisnummer 1] heeft mishandeld door
te trappen/te schoppen in/tegen het gezicht van voornoemde verpleegkundige;
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
- verpleegkundige op de spoedeisende hulp met nummer [functionarisnummer 3] en/of
- [slachtoffer 1] (agent van politie eenheid Rotterdam) en/of
- [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid Rotterdam)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door:
- die verpleegkundige dreigend de woorden toe te voegen: "ik onthoud wie je bent, als ik je de volgende keer tegen kom dan schiet ik je kop er af en knal ik je kop er af"
en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "als ik straks los kom, ben jij de eerste die ik pak, ik maak je dood, richt maar alvast je pistool want ik ga je doodmaken" en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "als ik volgende
week weer vrij ben dan weet ik jullie te vinden" en/of "je sla jullie het hele kanker
ziekenhuis door",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk een ambtenaar,te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie eenheid
Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem
(meermalen) de woorden toe te voegen: "NSB-ers, ze hadden jullie moeten
vergassen in de oorlog" en/of "kankers NSB-ers", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking.