ECLI:NL:RBROT:2025:9928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
11311054 CV EXPL 24-23613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsverplichting van meerdere huurders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2025, gaat het om een geschil tussen een verhuurder, aangeduid als [eiseres], en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die gezamenlijk huurders zijn van een woning. De huurders hebben van 2 juni 2022 tot en met 18 november 2023 een huurachterstand opgebouwd, waarvoor de verhuurder betaling eist. De kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand van € 2.987,38 door de gedaagden moet worden voldaan. Gedaagde sub 2 betwist zijn betalingsverplichting door te stellen dat hij bedragen aan gedaagde sub 1 heeft overgemaakt en dat hij sinds 1 september 2023 niet meer in de huurwoning woont. De rechter wijst deze argumenten af, omdat gedaagde sub 2 niet de huurovereenkomst heeft opgezegd en dus contractueel verplicht blijft om huur te betalen. De kantonrechter wijst ook de vordering tot incassokosten en rente af, omdat de bepalingen in de overeenkomst als oneerlijk worden beschouwd. De proceskosten worden aan de gedaagden opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk krijgen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11311054 CV EXPL 24-23613
datum uitspraak: 25 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2. [gedaagde sub 2],
woonplaats: [plaats] ,
gedaagden,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna afzonderlijk ‘ [eiseres] ’, ‘ [gedaagde sub 1] ’ en ‘ [gedaagde sub 2] ’ genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk ‘ [gedaagde c.s.] .’ (voor de leesbaarheid in enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 augustus 2024, met bijlagen;
  • de mail van [gedaagde sub 2] van 24 september 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde sub 2] van 24 september 2024, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen.
1.2.
Op 27 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: namens [eiseres] de gemachtigde, en [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 2] is, hoewel naar behoren opgeroepen, niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde c.s.] . huurde van 2 juni 2022 tot en met 18 november 2023 een woning van [eiseres] . Er is gedurende die periode een huurachterstand ontstaan. [eiseres] eist dat [gedaagde c.s.] . die huurachterstand betaalt. [gedaagde c.s.] . moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde c.s.] . moet een huurachterstand van€ 2.987,38
betalen
2.2.
[gedaagde c.s.] . wordt veroordeeld om € 2.987,38 aan [eiseres] te betalen. De partijen zijn het er namelijk over eens dat dit de huurachterstand is.
2.3.
[gedaagde sub 2] betwist dat hij de huurachterstand moet betalen. Hij stelt in dat kader dat hij bedragen voor de huur overmaakte naar [gedaagde sub 1] en dus niet nog een keer aan [eiseres] hoeft te betalen. Hij heeft ter onderbouwing daarvan ook bankafschriften overgelegd. Dit verweer slaagt niet. [gedaagde sub 2] staat, net als [gedaagde sub 1] , als huurder vermeld op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. Op grond daarvan is hij samen met [gedaagde sub 1] verplicht om huur te betalen aan [eiseres] . [eiseres] is niet gebonden aan afspraken die tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn gemaakt. [gedaagde sub 2] heeft door te betalen aan [gedaagde sub 1] dus niet bevrijdend aan [eiseres] betaald.
Ook stelt [gedaagde sub 2] dat hij sinds 1 september 2023 niet meer in de huurwoning woont en daarom vanaf die dag geen huur meer verschuldigd is. Op grond van artikel 2 lid 4 van de toepasselijke algemene huurvoorwaarden heeft, in het geval dat er meerdere huurders zijn, de opzegging door één huurder alleen effect als [eiseres] daarmee uitdrukkelijk instemt. [gedaagde sub 2] heeft echter de huurovereenkomst met [eiseres] niet opgezegd en van instemming door [eiseres] met een opzegging is dus ook geen sprake. Het feit dat [gedaagde sub 2] op een ander woonadres is ingeschreven, betekent niet dat hij geen huurovereenkomst met [eiseres] meer had. Om die reden is [gedaagde sub 2] gedurende de hele huurperiode contractspartij gebleven en dus – samen met [gedaagde sub 1] – verplicht tot het betalen van de huur.
[gedaagde c.s.] . hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.4.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In de overeenkomst of de algemene voorwaarden van [eiseres] staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag [eiseres] daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [1] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde c.s.] . een boete moet betalen als zij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde c.s.] . als zij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. [eiseres] wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
‘Verder geen oneerlijke bepalingen’
2.5.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde c.s.] . moet de proceskosten betalen
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde c.s.] ., omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde c.s.] . aan [eiseres] moet betalen op € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 496,00 aan griffierecht, € 542,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 271,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.308,97. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde c.s.] . daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde c.s.] . hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijdt, om aan [eiseres] te betalen € 2.987,38;
3.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] . hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijdt, in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.308,97;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
62574

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)