ECLI:NL:RBROT:2025:9924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/701287 / JE RK 25-1201 en C/10/703513 / JE RK 25-1484
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 31 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaken met de nummers C/10/701287 / JE RK 25-1201 en C/10/703513 / JE RK 25-1484. De zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 5 oktober 2025. Tijdens de zitting op 31 juli 2025 was de moeder van de minderjarige aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De kinderrechter heeft de minderjarige uitgenodigd voor een gesprek en heeft de positieve ontwikkeling van de minderjarige besproken, evenals de noodzaak van een passende vervolgplek dichterbij huis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft voor de coördinatie van de hulpverlening en heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 11 augustus 2026. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 11 november 2025, met de opdracht aan de GI om voortvarend te handelen bij het vinden van een geschikte vervolgplek. Het verzoek van de GI in de andere zaak is afgewezen, omdat dit ter zitting is ingetrokken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/701287 / JE RK 25-1201 en C/10/703513 / JE RK 25-1484
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 30 mei 2025 (
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 juli 2025 (
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een gesprek met haar. [minderjarige] is naar de rechtbank gekomen en heeft voorafgaand aan de zitting met de kinderrechter gepraat. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een behandelgroep.
2.3. Bij beschikking van 11 februari 2025 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 5 oktober 2025. Tevens is bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 11 augustus 2025.

3.De verzoeken

Ten aanzien van zaaknummer C/10/701287 JE RK 25-12013.1. De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 5 oktober 2025.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft dit verzoek ter zitting ingetrokken.
Ten aanzien van zaaknummer C/10 C/10/703513 / JE RK 25-1484
3.2.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen, met ingang van 10 augustus 2025 (de kinderrechter begrijpt dat dit moet zijn: 11 augustus 2025), voor de duur van een jaar.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De afgelopen periode heeft [minderjarige] duidelijk stappen gezet in haar ontwikkeling. Zij werkt goed mee aan haar behandeling en haar band met de moeder is sterk verbeterd. Mede daardoor groeit haar behoefte aan zelfstandigheid en toekomstperspectief. Het is duidelijk dat zij op de huidige groep niet langer op haar plek zit. Er wordt actief gezocht naar een passende vervolgplek dichterbij huis, een plek waar zij ook weer wordt uitgedaagd. Op dit moment is echter nog veel onzekerheid over wanneer een plek beschikbaar zal zijn en het langdurige wachten op een vervolgplek werkt demotiverend voor [minderjarige] . De GI hecht er veel waarde aan om haar motivatie te behouden. Zolang [minderjarige] nog op de huidige groep verblijft, wil de GI daarom proberen haar extra verantwoordelijkheden te geven, bijvoorbeeld via deelname aan projecten waarin jongeren met ervaring andere jongeren kunnen ondersteunen. De GI is zich ervan bewust dat de nood heel hoog is. Met alles wat [minderjarige] nu heeft bereikt, zou het verschrikkelijk zijn als dat niet behouden blijft door zoiets als wachtlijsten. Desgevraagd kan de GI zich erin vinden dat het verzoek voor een kortere duur wordt verlengd, waarbij het overige wordt aangehouden en een duidelijke opdracht wordt meegegeven om zo spoedig mogelijk een geschikte verblijfplek voor [minderjarige] te vinden.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. De band tussen [minderjarige] en de moeder is de afgelopen periode aanzienlijk versterkt. Tegelijkertijd erkent de moeder dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij niet terug komt om thuis te wonen. Daarnaast ziet de moeder dat [minderjarige] behoefte heeft aan meer zelfstandigheid en uitdaging, die zij op de huidige groep onvoldoende vindt. De moeder merkt op dat [minderjarige] volwassener is geworden en begrijpt dat [minderjarige] toe is aan een volgende stap in haar ontwikkeling. De afstand naar de huidige verblijfplaats van [minderjarige] is groot, wat de moeder als belastend ervaart, met de toevoeging dat zij natuurlijk alles voor haar dochter over heeft. De moeder kan zich desgevraagd vinden in een kortere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, waarbij het overige wordt aangehouden, om vinger aan de pols te houden in de naarstige zoektocht naar een passende vervolgplek.

5.De beoordelingTen aanzien van zaaknummer C/10 C/10/703513 / JE RK 25-1484

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zij houdt zich goed aan de afspraken die behoren bij haar behandeling en het contact met risicovolle personen uit haar eerdere netwerk is verbroken. Daarnaast is de band tussen [minderjarige] en de moeder aanzienlijk versterkt. Zowel [minderjarige] als de moeder zijn het er echter over eens dat weer thuis gaan wonen bij de moeder niet in het belang van [minderjarige] is, gelet op hun belaste gezamenlijke verleden. [minderjarige] en haar moeder hebben nu een heel andere manier gevonden waarop zij met elkaar omgaan. Zoals [minderjarige] zei in het gesprek met de kinderrechter: “Wij hebben geleerd echt te luisteren naar elkaar.” Voor de kinderrechter is aan alle kanten duidelijk geworden dat er veel liefde is tussen [minderjarige] en moeder. Juist omdat ze niet meer samen in hetzelfde huis wonen, krijgt die liefde de ruimte, zonder dat die in de knel raakt door allerlei gedoe. De band tussen [minderjarige] en haar moeder is heel bijzonder. De moeder is trots op [minderjarige] . De kinderrechter sluit zich daar volledig bij aan.
5.3.
De vraag is hoe het verder moet. Op dit moment verblijft [minderjarige] nog op de [behandelgroep] . Deze setting blijkt niet langer aan te sluiten bij haar ontwikkelingsniveau en behoeften. De GI is reeds geruime tijd op zoek naar een geschikte vervolgplek, bijvoorbeeld bij Pameijer of een vergelijkbare locatie dichterbij huis. Vooralsnog is een overplaatsing nog niet mogelijk gebleken. [minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met haar gaat, maar dat de lange zoektocht naar een passende vervolgplek haar demotiveert. De kinderrechter begrijpt de door [minderjarige] geuite frustratie goed. Duidelijk is geworden dat zij dringend behoefte heeft aan perspectief en dat een passende vervolgplaatsing op korte termijn noodzakelijk is. [minderjarige] is bezig met het maken van toekomstplannen. Het mooie daaraan is dat zij haar eigen levensloop wil gaan inzetten voor kinderen. [minderjarige] heeft laten zien over een enorme veerkracht te beschikken. Die veerkracht komt voort een wankele basis. Juist dit gegeven maakt dat een fragiele situatie niet te lang moet duren. Het is pure noodzaak dat [minderjarige] ervaart dat haar omgeving met en vóór haar werkt, in die zin dat zij ergens moet verblijven waar zij het gevoel heeft dat ze vooruit kan, meters kan maken, dat er ruimte is voor het vormen van een toekomst, dat ze de urgentie voelt van dagelijks toewerken naar die toekomst waarin zij van betekenis kan zijn. De kinderrechter doet een groot en dringend appel op wie maar van invloed kan zijn om [minderjarige] op de goede plek te krijgen. Het is echt heel erg belangrijk dat deze jongvolwassene met haar levenservaring en talenten kan opgroeien tot iemand die ook weer van maatschappelijke betekenis kan zijn voor kinderen die moeten opgroeien en op hun eigen manier ook weer worstelen met het leven. Het is belangrijk dat er in [minderjarige] wordt geloofd en dat zij hoop ziet om iets moois van haar leven te maken. De kinderrechter heeft dat in haar gezien. Het kan niet zo zijn dat het antwoord op een vervolgplek te lang op zich laat wachten en dat [minderjarige] als gevolg daarvan de moed verliest. Dat zou niet alleen heel erg zijn voor haar, maar ook voor iedereen voor wie zij op termijn iets kan gaan betekenen. De kinderrechter acht het vanwege al het voorgaande van groot belang dat er op zo kort mogelijke termijn een geschikte vervolgplek voor [minderjarige] beschikbaar komt.
5.4.
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling oordeelt de kinderrechter dat deze noodzakelijk blijft om de hulpverlening rondom de emotieregulatie-problematiek van [minderjarige] te blijven coördineren en om haar uithuisplaatsing te kunnen voortzetten.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar. Aangezien de huidige uithuisplaatsing eindigt op 11 augustus 2025, wordt de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 11 augustus 2025 tot 11 augustus 2026, zodat de termijnen van de maatregelen op elkaar aansluiten.
5.6. Wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing zal de kinderrechter deze verlengen voor de duur van drie maanden en het overig verzochte aanhouden tot 1 november 2025 pro forma. Daarbij geeft de kinderrechter de GI de duidelijke opdracht mee om voortvarend te handelen bij het realiseren van een geschikte vervolgplek voor [minderjarige] . Het is van belang dat richting de betrokken instanties wordt benadrukt dat er sprake is van spoed. Tegelijkertijd behoudt de kinderrechter hiermee het noodzakelijke toezicht op het proces en zal zij over drie maanden opnieuw beoordelen of voldoende voortgang is geboekt en of [minderjarige] inmiddels op een passende vervolgplek is geplaatst.
5.7. De GI wordt verzocht
uiterlijk twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datumeen briefrapportage (met een afschrift daarvan aan de moeder) te overleggen over de op dat moment aanwezige stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
5.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/701287 JE RK 25-1201
5.9.
Nu de GI het verzoek ter zitting heeft ingetrokken, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van zaaknummer C/10 C/10/703513 / JE RK 25-1484
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 11 augustus 2025 tot 11 augustus 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 11 november 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot
1 november 2025 pro forma;
6.5.
verzoekt de GI
uiterlijk twee weken vóór 1 november 2025de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift daarvan aan de moeder.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/701287 JE RK 25-12016.6. wijst het verzoek af
.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 14 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.