In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Gemeente Rotterdam en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De gemeente heeft de arbeidsovereenkomst willen ontbinden op basis van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer heeft hiertegen verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat hij ziek is en dat het verzoek tot ontbinding niet losstaat van zijn ziekte. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen opzegverbod is en dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden. De rechter heeft vastgesteld dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld, wat heeft bijgedragen aan de verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 september 2025 en heeft de gemeente veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 7.244,77 aan de werknemer. De partijen zijn verder veroordeeld tot het dragen van hun eigen proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gemeente de transitievergoeding onmiddellijk moet betalen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.