ECLI:NL:RBROT:2025:9794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 22-290
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling wegens boedelachterstand door verzwegen inkomsten uit tweede dienstbetrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, mevrouw B. van Huessen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet alle verplichtingen van de schuldsaneringsregeling naar behoren is nagekomen, doordat zij inkomsten uit een tweede dienstbetrekking heeft verzwegen en niet heeft afgedragen aan de boedel. Dit heeft geleid tot een boedelachterstand van € 15.124,17. De bewindvoerder heeft op 30 juni 2025 verzocht om de termijn van de schuldsaneringsregeling met vierentwintig maanden te verlengen, zodat de schuldenaar de boedelachterstand kan inlopen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 juni 2025, waarbij de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder zijn gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van de schuldenaar niet zonder consequenties kunnen blijven en heeft besloten de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen met vierentwintig maanden. Gedurende deze verlenging zal de schuldenaar slechts de minimale boedelbijdrage verschuldigd zijn en zijn er beperkingen aan de informatieverplichting en de inspanningsverplichting. De rechtbank heeft benadrukt dat alle vermogensbestanddelen die de schuldenaar tijdens de verlenging verkrijgt, in de boedel vallen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Verlenging termijn schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 10 juli 2025
Bij vonnis van deze rechtbank van 9 juni 2022 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: N. Pavljasevic.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 10 maart 2025 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 4 april 2025 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht met het verzoek om een inhoudelijke eindzitting.
Op 4 juni 2025 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 12 juni 2025. Ter terechtzitting zijn verschenen en gehoord:
  • schuldenaar,
  • mevrouw B. van Huessen, waarnemend bewindvoerder (hierna: bewindvoerder);
  • mevrouw M.M. Brouwer, beschermingsbewindvoerder (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De rechtbank heeft de uitspraak aangehouden tot 10 juli 2025 om schuldenaar en zijn beschermingsbewindvoerder in de gelegenheid te stellen een concreet aflossingsvoorstel aan de bewindvoerder te doen om de boedelachterstand te kunnen inlopen.
De bewindvoerder heeft op 30 juni 2025 verzocht de termijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling te verlengen met vierentwintig maanden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Standpunt bewindvoerder
De bewindvoerder heeft in zijn eindverslag van 10 maart 2025 aan de rechtbank geadviseerd om de schone lei te verlenen aan schuldenaar omdat schuldenaar aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling heeft voldaan. Op 3 april 2025 heeft de beschermings-bewindvoerder aan de bewindvoerder bericht dat schuldenaar sinds juli 2024 werkzaam is bij Payroll Select. Schuldenaar heeft deze inkomsten uit arbeid voor zowel de beschermingsbewindvoerder en de bewindvoerder verzwegen. Deze inkomsten zijn niet aan de boedel afgedragen, schuldenaar heeft deze inkomsten aangewend voor zijn levensonderhoud. De bewindvoerder heeft op 4 april 2025 de rechtbank bericht dat hij niet langer kan adviseren om de schone lei te verlenen. Door het verzwijgen van de inkomsten en deze niet af te dragen aan de boedel heeft schuldenaar zijn schuldeisers ernstig benadeeld.
Na verwerking van de ontvangen loonstroken en op basis van de huidige beschikbare informatie is er sprake van een boedelachterstand van € 15.124,17. Bij de laatste stand van zaken van 4 juni 2025 was er sprake van een boedelachterstand van € 19.556,05. Voorts heeft schuldenaar een tekortkoming in de nakoming van de informatieplicht laten ontstaan en is er een nieuwe schuld bij het UWV ontstaan ter hoogte van € 1.483,80, omdat schuldenaar zijn inkomsten uit arbeid ook niet aan het UWV heeft doorgegeven en het UWV thans een gedeelte van de Wajong-uitkering terugvordert.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 30 juni 2025 bericht dat de boedelachterstand tot en met mei 2025 €13.470,34 bedraagt. De beschermingsbewindvoerder heeft de bewindvoerder bericht dat op 30 juni 2025 een extra bedrag van € 10.000,-- overgemaakt zal gaan worden. Na ontvangst hiervan zal de boedelachterstand nog € 3.470,34 bedragen.
De bewindvoerder heeft voorgesteld de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen met twee jaar of zoveel korter als de boedelachterstand is ingelopen.
Standpunt beschermingsbewindvoerder
De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij schuldenaar zoveel mogelijk proberen te helpen. De beschermingsbewindvoerder verklaart dat schuldenaar bij haar heeft aangegeven dat hij werk had gevonden en dat hij hiervoor een bankpas nodig heeft. De beschermingsbewindvoerder heeft bij schuldenaar aangegeven dat het verstrekken van een bankpas niet mogelijk is. Nadien heeft zij niets meer van schuldenaar vernomen en is de beschermingsbewindvoerder er vanuit gegaan dat schuldenaar niet was aangenomen. Voorts verklaart de beschermingsbewindvoerder dat schuldenaar bij het opvragen van de loonstroken alleen de loonstroken van zijn andere werkgever heeft toegezonden en niet van Payroll Select. In april 2025 – nadat zij werd gebeld door het UWV – heeft de beschermingsbewindvoerder kennisgenomen van de tweede dienstbetrekking van schuldenaar. De beschermingsbewindvoerder stelt dat het aan schuldenaar zelf is om deze informatie te verschaffen.
Ter zitting heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard dat zij de boete die door het UWV was opgelegd inmiddels – namens schuldenaar – heeft voldaan, hetgeen het UWV telefonisch heeft bevestigd. Voorts verklaart de beschermingsbewindvoerder dat schuldenaar circa € 9.000,-- aan spaarsaldo heeft dat kan worden gebruikt om de boedelachterstand deels mee in te lopen. De verwachting is dat schuldenaar teveel ontvangen toeslagen moet terugbetalen.
Standpunt schuldenaar
Door schuldenaar is ter zitting verklaard dat hij heeft gemeld bij de beschermings-bewindvoerder dat hij een tweede dienstbetrekking zou hebben. Schuldenaar was in de veronderstelling dat deze tweede dienstbetrekking zou bijdragen aan zijn schuldsanerings-traject. Schuldenaar verklaart dat hij meerdere keren contact heeft gehad met zijn beschermingsbewindvoerder over zijn tweede dienstbetrekking en dat hij loonstroken hiervan heeft gestuurd. Hij stelt te hebben gevraagd naar welke rekening de inkomsten moesten worden overgemaakt maar dat hier geen reactie op is gekomen. Schuldenaar verklaart de inkomsten uit deze tweede dienstbetrekking te hebben aangewend voor zijn levensonderhoud en het onderhoud van zijn kinderen. Door schuldenaar is ingestemd met verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling teneinde de boedelachterstand in te kunnen lopen.

3.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat schuldenaar niet alle verplichtingen van de schuldsaneringsregeling naar behoren is nagekomen. Immers, schuldenaar heeft inkomsten verzwegen en niet afgedragen aan de boedel waardoor er een boedelachterstand is ontstaan. De bewindvoerder heeft bij bericht van 30 juni 2025 verzocht om een verlenging van de regeling. De boedelachterstand berekend tot en met mei 2025 bedraagt € 13.470,34. Na de extra afdracht door de beschermingsbewindvoerder van € 10.000,-- bedraagt de boedelachterstand nog € 3.470,34. De bewindvoerder verklaart dat, gelet op de huidige afloscapaciteit van schuldenaar, het mogelijk is om de boedelachterstand binnen vierentwintig maanden in te lopen. Schuldenaar wil zijn schuldsaneringsregeling tot een goed einde brengen.
De tekortkoming kan – voor zover verwijtbaar – niet zonder consequenties blijven. De rechtbank zal daarom, ter compensatie, de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengen met een periode van vierentwintig maanden. Zodra de boedelachterstand is ingelopen kan worden verzocht om verkorting van de regeling. Gedurende de verlenging zal schuldenaar slechts de minimale boedelbijdrage (het bewindvoerdersalaris) verschuldigd zijn. De resterende afloscapaciteit dient hij in te zetten voor het inlossen van de boedelachterstand. Gedurende de verlenging zal de inspanningsverplichting /sollicitatieverplichting niet van toepassing zijn. De informatieverplichting zal gedurende de verlenging beperkt zijn tot het verstrekken van informatie omtrent het inlossen van de boedelachterstand. De verplichting om geen nieuwe schulden te maken zal gedurende de verlenging onverkort van kracht zijn. Tijdens de zitting heeft schuldenaar met deze verlenging ingestemd.
Benadrukt wordt dat op grond van de wet (artikel 295 Faillissementswet) ook vermogensbestanddelen die schuldenaar tijdens de verlenging verkrijgt in de boedel vallen.
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is vast op vijf jaar ingaande op de dag van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, derhalve tot 9 juni 2027;
- bepaalt dat gedurende de verlenging:
 de inspanningsverplichting/sollicitatieverplichting niet van toepassing is
 de afdrachtverplichting beperkt is tot betaling van het bewindvoerdersalaris van (het deel van) het inkomen boven het vrij te laten bedrag en dat de afloscapaciteit voor het overige kan worden ingezet voor het aflossen van de boedelachterstand;
 de informatieverplichting beperkt is tot het informeren over het inlossen van de boedelachterstand;
 de verplichting om geen nieuwe schulden te maken onverkort van toepassing blijft.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van I. van Gemerde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.