ECLI:NL:RBROT:2025:9774

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1207 - FT RK 25/1208
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en huurrecht

In deze zaak heeft verzoeker op 7 juli 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 18 juli 2025 bepaald. Tijdens de zitting zijn zowel verzoeker als vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de verweerster, Stichting Habion, aanwezig geweest. Verzoeker heeft aangegeven dat hij in financiële problemen verkeert door een periode zonder inkomen en ziekenhuisopnames. Hij heeft hulp gezocht bij schuldhulpverlening om een minnelijke regeling met zijn schuldeisers te treffen. De verweerster heeft echter betoogd dat verzoeker al eerder betalingsproblemen heeft gehad en dat er geen vertrouwen is in zijn toekomstige betalingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een ontruimingsvonnis van 27 mei 2025 is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven en de kans op een schuldenregeling wil benutten, zwaarder laten wegen dan die van de verweerster. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de betaling van de huurtermijnen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzen
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 25 juli 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 7 juli 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 7 juli 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 18 juli 2025.
Ter zitting van 18 juli 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw E. Bonte, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • [naam], werkzaam bij AGIN Timmermans, namens de stichting Stichting Habion, gevestigd te Utrecht (hierna: verweerster).
Verweerster heeft ter zitting stukken overgelegd.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting aanvullende stukken overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker wenst een oplossing voor zijn schuldenproblematiek. Hij heeft zich daarom gewend tot schuldhulpverlening. Schuldhulpverlening zal verzoeker helpen om een minnelijke schuldregeling tussen hem en zijn schuldeisers tot stand te laten komen. Schuldhulpverlening verwacht dat dit binnen zes maanden haalbaar is.
Verzoeker is in de schulden gekomen, omdat hij een tijd zonder inkomen heeft gezeten. Hij is meerdere malen in het ziekenhuis opgenomen geweest, waardoor hij niet kon werken. Ook is zijn verzoek om een uitkering twee keer afgewezen. Verzoeker wist de weg naar de juiste instantie niet te vinden. Verzoeker is recentelijk weer begonnen met werken als allround medewerker in de haven. Hij doet dat werk als zzp’er. Daarnaast is de huur van juli 2025 voldaan met behulp van het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam. Ook de huur van augustus 2025 kan met behulp van dat fonds worden voldaan. Dat geld staat al gereserveerd bij schuldhulpverlening. Verder heeft verzoeker ter zitting aangegeven dat hij open staat voor budgetbeheer. Hij heeft daarover al contact gehad met een budgetbeheerder. Ook krijgt hij op dit moment via de gemeente ondersteuning van een klantregisseur.

3.Het verweer

Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Vanaf de eerste dag dat verzoeker een woning bij verweerster huurt, zijn er al betalingsproblemen. In dat kader heeft verweerster al zes maal haar vordering uit handen gegeven aan hun gemachtigde en hebben er al vier procedures plaatsgevonden. Verzoeker heeft al vele kansen gehad. Ook is meermaals getracht om met verzoeker in gesprek te gaan, maar is het verweerster niet gelukt om met verzoeker in contact te komen. Verweerster heeft er dan ook geen vertrouwen meer in. Dat geldt ook voor het betalen van de toekomstige huurtermijnen, aangezien de betaling voor de maand juli 2025 afkomstig is van het Fonds Bijzondere Noden en niet bekend is of verzoeker inmiddels aan het werk is.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 17 juni 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 8 juli 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 27 mei 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Gebleken is dat de huur van juli 2025 is voldaan met behulp van het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam. Ook de huur van augustus 2025 kan met behulp van dat fonds worden voldaan. Verzoeker is daarnaast sinds kort weer aan het werk, zodat hij ook weer inkomsten heeft. Bovendien krijgt hij ondersteuning vanuit een klantregisseur en is verzoeker in gesprek om budgetbeheer op te starten. Verzoeker heeft positieve ontwikkelingen in gang gezet. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 27 mei 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf 7 juli 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.P. Pot, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.