Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 juni 2025, met producties 1 tot en met 5;
- de mondelinge behandeling van 23 juli 2025;
- de door mr. Aksü nagezonden publicatie in de Staatscourant van 1 juli 2025.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2025 een vonnis gewezen in een kort geding tussen [eiseres], wonende te Hendrik-Ido-Ambacht, en [gedaagde], die niet verschenen is. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Aksü, vorderde een gebieds- en contactverbod tegen de gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 24 juni 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 juli 2025. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de eiseres en verleende verstek tegen de gedaagde.
De vorderingen van de eiseres omvatten onder andere een verbod voor de gedaagde om gedurende twaalf maanden contact op te nemen met de eiseres of zich binnen een straal van 1000 meter van haar woonadres te bevinden. Daarnaast werd een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding gevorderd, met een maximum van € 25.000,00. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde gebiedsverboden toegewezen en de dwangsom gemaximeerd, maar de gevorderde gijzeling werd afgewezen. De rechter oordeelde dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd moesten worden, gezien de affectieve relatie en de gezamenlijke kinderen van partijen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de gedaagde is gewaarschuwd dat overtredingen van de opgelegde verboden kunnen leiden tot financiële sancties. Het vonnis is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.