ECLI:NL:RBROT:2025:9753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/700604 / KG ZA 25-509
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende gebieds- en contactverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2025 een vonnis gewezen in een kort geding tussen [eiseres], wonende te Hendrik-Ido-Ambacht, en [gedaagde], die niet verschenen is. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Aksü, vorderde een gebieds- en contactverbod tegen de gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 24 juni 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 juli 2025. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de eiseres en verleende verstek tegen de gedaagde.

De vorderingen van de eiseres omvatten onder andere een verbod voor de gedaagde om gedurende twaalf maanden contact op te nemen met de eiseres of zich binnen een straal van 1000 meter van haar woonadres te bevinden. Daarnaast werd een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding gevorderd, met een maximum van € 25.000,00. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde gebiedsverboden toegewezen en de dwangsom gemaximeerd, maar de gevorderde gijzeling werd afgewezen. De rechter oordeelde dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd moesten worden, gezien de affectieve relatie en de gezamenlijke kinderen van partijen.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de gedaagde is gewaarschuwd dat overtredingen van de opgelegde verboden kunnen leiden tot financiële sancties. Het vonnis is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/700604 / KG ZA 25-509
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Hendrik-Ido-Ambacht,
eiseres,
advocaat mr. A. Aksü te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 juni 2025, met producties 1 tot en met 5;
  • de mondelinge behandeling van 23 juli 2025;
  • de door mr. Aksü nagezonden publicatie in de Staatscourant van 1 juli 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te verbieden om gedurende twaalf maanden na betekening van het te wijzen vonnis [eiseres] te achtervolgen, aan te spreken, lastig te vallen of contact te zoeken, op welke manier dan ook;
2. [gedaagde] te verbieden om zich binnen een straal van 1000 meter van het woonadres van [eiseres] te bevinden, zijnde [adres] ;
3. [gedaagde] te verbieden contact op te nemen met de kinderen behoudens schriftelijke toestemming van [eiseres] of tussenkomst van een gecertificeerde instantie;
4. te bepalen dat [gedaagde] voor iedere overtreding van de gevorderde verboden, zulks ter keuze van [eiseres] , telkens een dwangsom van € 1.000,00 verbeurt met een maximum van € 100.000,00;
5. te bepalen dat [gedaagde] bij elke overtreding van het contactverbod kan worden gegijzeld, voor de duur van maximaal zeven dagen per overtreding, met een totale maximale duur van één jaar.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen [gedaagde] verstek wordt verleend.
3.2.
Van een spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam gebleken.
3.3.
Het gevorderde gebiedsverbod wordt toegewezen voor de duur van twaalf maanden voor delen van de volgende straten in [plaatsnaam] : [straat 1] , [straat 2] en [straat 3] . Het exacte gebied waarvoor het verbod geldt wordt weergegeven op onderstaande kaart:
3.4.
Het gevorderde verbod om contact op te nemen met de kinderen behoudens schriftelijke toestemming van [eiseres] of tussenkomst van een gecertificeerde instelling wordt in die zin, beperkt in de tijd, toegewezen. Omdat het gevorderde contactverbod wordt toegewezen kan [gedaagde] geen contact met [eiseres] opnemen, dus ook niet om schriftelijke toestemming aan [eiseres] te vragen, zonder een dwangsom te verbeuren. De voorzieningenrechter wijst [gedaagde] erop dat als hij contact wil opnemen met de kinderen hij in dat kader, eventueel via een eigen advocaat, contact kan opnemen met de advocaat van [eiseres] . [gedaagde] kan ook door tussenkomst van een gecertificeerde instelling trachten het contact met de kinderen bewerkstelligen.
3.5.
De gevorderde dwangsom wordt gemaximeerd tot een bedrag van € 25.000,00.
3.6.
De gevorderde gijzeling (de voorzieningenrechter begrijpt: lijfsdwang) wordt afgewezen. Lijfsdwang is een ultimum remedium en niet is gebleken dat het straat- en contactverbod niet op een andere wijze gerealiseerd kan worden. Voor toewijzing bestaat op dit moment aldus geen aanleiding.
3.7.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig dan wel ongegrond voor en zal worden toegewezen op de wijze zoals vermeld in de beslissing.
3.8.
Aangezien partijen een affectieve relatie hebben gehad en zij samen twee kinderen hebben, worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ,
4.2.
verbiedt [gedaagde] om gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis [eiseres] te achtervolgen, aan te spreken, lastig te vallen of contact te zoeken, op welke manier dan ook,
4.3.
verbiedt [gedaagde] om zich gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis te bevinden en/of te begeven op de in 3.3. aangeduide delen van straten in [plaatsnaam] ,
4.4.
verbiedt [gedaagde] om gedurende twaalf maanden na betekening van dit vonnis contact op te nemen met de kinderen behoudens schriftelijke toestemming van [eiseres] of tussenkomst van een gecertificeerde instelling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 4.2., 4.3. of 4.4. uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
4.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
[3894/1729]