In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling van een verzoekster die parttime werkt en een schuldenlast heeft van € 21.195,24. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, maar Havensteder, een van de schuldeisers, weigerde in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling een saneringskrediet zonder afloscapaciteit betrof, wat niet voldoende was om Havensteder te overtuigen. De rechtbank oordeelde dat het verzoekster niet voldoende was gelukt om aan te tonen dat zij niet in staat was om meer uren te werken, en dat Havensteder in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank heeft het verzoek om Havensteder te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen, en zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.