Op 4 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 22 juli 2025, bevatte verschillende bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat, zijn moeder, en twee zorgprofessionals aanwezig. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene bekend is met epilepsie en cannabisgebruik, waarbij het gebruik van cannabis de epileptische aanvallen luxeert. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat een verslaving aan middelen op zichzelf niet voldoende is voor toepassing van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er moet sprake zijn van een psychische stoornis die het gedrag van de betrokkene zodanig beïnvloedt dat hij het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend. De rechtbank concludeert dat de verslaving van de betrokkene niet aan de hoge eisen voldoet die de Hoge Raad heeft gesteld.
Daarnaast heeft de betrokkene in het verleden een psychotische episode doorgemaakt, maar momenteel zijn er geen psychotische kenmerken waargenomen. De rechtbank concludeert dat er op dit moment geen wettelijke grondslag is om verplichte zorg op te leggen, omdat er geen sprake is van een stoornis zoals de wet vereist. Daarom wijst de rechtbank het verzoek af. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.