ECLI:NL:RBROT:2025:9668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
83/079842-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van witwassen met een taakstraf als sanctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen. De verdachte ontving salaris op basis van een valse arbeidsovereenkomst, terwijl zij geen werkzaamheden verrichtte voor het bedrijf van haar echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de arbeidsovereenkomst vals was en dat zij geld heeft ontvangen waarvan zij wist dat het een criminele herkomst had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarbij de redelijke termijn van berechting is meegewogen in de strafmaat. De verdachte is vrijgesproken van een tweede tenlastegelegde feit, omdat niet bewezen kon worden dat zij wist of had moeten vermoeden dat de gelden van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de samenleving benadrukt, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/079842-22
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. J. Klein Molekamp, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juli 2025, 3 juli 2025 en 22 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

4.Verweer op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv)

4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat in onderhavig dossier geen sprake is geweest van een situatie als bedoeld in artikel 27 Sv, zodat het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte geen grondslag kende en onrechtmatig is uitgevoerd. De objectieve verdenking die daarvoor vereist is, ontbrak. Al de resultaten van verder onderzoek naar de verdachte moeten worden uitgesloten van het bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier duidelijk vermeldt op grond waarvan het onderzoek is gestart, heeft plaatsgevonden en waarop de verdenking van de verdachte was gestoeld. Daaruit vloeit een redelijk vermoeden van schuld aan strafbare feiten voort.
Het verweer wordt verworpen.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. De arbeidsovereenkomst was niet vals. De enkele omstandigheden dat de overeenkomst niet steeds of precies overeenkomt met de feitelijke situatie maakt dit niet anders. De verdachte heeft wel degelijk in dienstverband werkzaamheden verricht voor de onderneming van haar echtgenoot en daarvoor salaris ontvangen. Zij heeft op geen enkel moment het oogmerk gehad om op basis van een valse arbeidsovereenkomst geld uit de onderneming te onttrekken. Zij heeft daarom geen opzet gehad op het ten laste gelegde. Daarnaast ontbreekt het temporele en causale verband tussen de vermeende valse arbeidsovereenkomst en het uitkeren van het salaris, omdat niet de arbeidsovereenkomst maar andere gronddelicten het criminele geld genereerde. Voor zover de tenlastelegging beoogt die andere delicten als gronddelict te hanteren voor feit 1, geldt dat zij geen wetenschap had of kon hebben van die strafbare feiten.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen de verdachte en het bedrijf van haar echtgenoot, [medeverdachte rechtspersoon] (hierna: [medeverdachte rechtspersoon]). Deze arbeidsovereenkomst is valselijk opgemaakt en de verdachte en de medeverdachte, haar man, wisten dat. Voor de verdachte blijkt dit onder andere uit haar uitlating tijdens de doorzoeking van haar de woning, inhoudende dat zij niets te maken heeft met de zaken van haar man en dat zij niet werkt (AMB-058). In een tapgesprek met haar man verklaart zij ook dat zij niet meer heeft gewerkt sinds zij samenwoont met haar man (TAP-017). Bovendien betreft de arbeidsovereenkomst een dienstverband voor de duur van 40 uren, voor administratieve werkzaamheden. De verdachte heeft verder verklaard dat zij geen administratieve werkzaamheden heeft verricht en slechts zeer beperkt – niet in de buurt komend van 40 uur per week – ‘iets deed’ voor de onderneming, zoals klanten wegbrengen en een vergeefse poging om bekendheid te genereren via social media. Die gestelde minimale werkzaamheden zijn niet onderbouwd, blijken niet uit het strafdossier en behoren ook overigens niet tot de taken in de arbeidsovereenkomst. In 406 tapgesprekken tussen de verdachte en haar man wordt nooit gesproken over feitelijke werkzaamheden door de verdachte en aangetroffen e-mails verstuurd aan haar e-mailadres worden enkel rechtstreeks doorgestuurd naar het e-mailadres van haar man.
De verdachte deed dus geen feitelijke werkzaamheden voor [medeverdachte rechtspersoon] en de arbeidsovereenkomst is vals.
Vast staat dat de verdachte op haar bankrekening geld heeft ontvangen uit hoofde van voormelde, valse arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat de verdachte geld (salaris) heeft ontvangen waarvan zij wist dat dit een criminele herkomst had, te weten: valsheid in geschrift. Daarmee is het opzet op het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Er is tevens sprake van medeplegen, omdat de verdachte de arbeidsovereenkomst met haar echtgenoot heeft opgesteld en zij beiden op de hoogte waren van de valsheid daarvan. Dat de verdachte wist of moest vermoeden dat die gelden ook een criminele herkomst hadden omdat [medeverdachte rechtspersoon] strafbare feiten pleegde, is niet wettig en overtuigend bewezen. Zie ook hierna onder feit 2.
5.1.3.
Conclusie
Het onder feit 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat uit het dossier volgt dat de verdachte de beschikking had over grote contante geldbedragen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte en haar echtgenoot voor een bedrag van € 59.104,70 meer aan werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen hebben gedaan, dan op basis van legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen voorhanden was. Het vermoeden bestaat dat het onverklaarbare vermogen afkomstig is uit misdrijf. Daarnaast is een aantal witwasindicatoren aanwezig. Het vermoeden is door de verdachte onvoldoende weerlegd. Deze misdrijven hebben mogelijk samenhang met de EVOA-misdrijven die in het onderzoek Carnaliet zijn beschreven. De verdachte en haar echtgenoot hebben de geldbedragen, die vermengd zijn met legaal vermogen, omgezet dan wel daarvan gebruik van gemaakt door er onder andere (luxe) goederen van te hebben gekocht. Aangezien de verdachte samenwoonde met haar echtgenoot en een economische eenheid met hem vormde, mag worden aangenomen dat zij wist dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. In ieder geval had zij dat redelijkerwijs kunnen vermoeden. Gelet op het vorenstaande is tevens sprake van medeplegen.
5.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier volgt niet zonder redelijke twijfel dat de verdachte wist, dan wel had moeten vermoeden dat haar echtgenoot of zijn bedrijven zich niet hielden aan de EVOA-wetgeving of anderszins criminele handelingen verrichte waaruit deze inkomsten voortvloeiden. De enkele omstandigheid dat zij samenwoonde met haar echtgenoot en een economische eenheid met hem vormde is onvoldoende om dit te concluderen. Andere aanwijzingen in het strafdossier ontbreken. Nergens uit het dossier volgt (afdoende) dat zij bemoeienis of kennis had van de criminele bedrijfshandelingen van (de bedrijven van) haar man. Voorts leidt de rechtbank uit de eenvoudige kasopstelling af dat het kasoverschot grotendeels ook bestaat uit zakelijke uitgaven van (de bedrijven van) haar man. De hoogte van de overige uitgaven is niet dusdanig substantieel dat de verdachte daaruit kon afleiden, dan wel had moeten vermoeden dat deze gelden redelijkerwijs van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank zal daarom de verdachte vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
5.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Zij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2019 tot en met 1 september 2019 te Uithoorn
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,voorwerpen, te weten
een of meergeldbedragen, heeft omgezet en
/ofvan deze voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
immers heeft
/hebbenzij, verdachte,
en/of haar mededader(s)geldbedragen
(als salaris
)ontvangen van [medeverdachte rechtspersoon]
(in totaal 14.38614.239,40euro) en
/of (vervolgens
)betalingen verricht ten behoeve van de aankoop van
(luxe)goederen (waaronder schoenen en/of kleding) en/of goederen ten behoeve van de persoonlijke verzorging en/of boodschappen,
althans een of meer geldbedrag(en) omgezet en/of van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
zulks terwijl verdachte en
/ofhaar mededader
(s)wist
(en
) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoedendat
dat/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig
(e)misdrijf
/misdrijven;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1.Medeplegen van witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

Ernst en gevolgen van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen door op grond van een valse arbeidsovereenkomst salaris te ontvangen. Anders dan de arbeidsovereenkomst deed vermoeden, verrichtte zij geen werkzaamheden voor het bedrijf van haar echtgenoot. Het ontvangen salaris besteedde zij aan onder meer kleding, schoenen en boodschappen. Dat heeft een ontwrichtende werking op de samenleving: de werkwijze van de verdachte ondermijnt het vertrouwen in de integriteit van arbeidsrelaties en sociale zekerheidsstelsels die daarmee verband houden. De verdachte heeft ook bijgedragen aan de normalisering van misbruik van arbeidsstructuren die zijn bedoeld voor eerlijke arbeid en beloning.
Door het omzetten van uit misdrijf verkregen geld wordt het zwarte geld ook in de legale economie gebracht. Ook tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en worden opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken. De verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en kennelijk slechts haar eigen financiële gewin voor ogen gehad.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Passende straf
Gezien de ernst van het feit is in beginsel een taakstraf van aanzienlijke omvang een passende straf. De rechtbank dacht daarbij aan een taakstraf van 80 uur. Er moet echter ook worden meegewogen dat de redelijke termijn waarbinnen de verdachte zou moeten zijn berecht, fors is overschreden. Dit hangt mede samen met het gegeven dat het onderzoek in deze zaak onderdeel is van een veel groter onderzoek, maar dat is niet aan de verdachte te wijten. De rechtbank zal daarom volstaan met een taakstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis bij het niet-voldoen van de taakstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 september 2019
te Uithoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen,
heeft omgezet en/of van deze voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
geldbedragen (als salaris) ontvangen van [medeverdachte rechtspersoon] (in totaal
14.386 euro) en/of (vervolgens) betalingen verricht ten behoeve van de aankoop
van (luxe) goederen (waaronder schoenen en/of kleding) en/of goederen ten
behoeve van de persoonlijke verzorging en/of boodschappen,
althans een of meer geldbedrag(en) omgezet en/of van bovenomschreven
geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
2.
Zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 augustus 2019
te Uithoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen,
heeft omgezet en/of van deze voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
een geldbedrag, te weten 59.104 euro (of daaromtrent), althans een of meer
geldbedrag(en), (te weten onverklaarbaar vermogen), aangewend voor de aankoop
van (luxe) goederen (waaronder een of meer auto's en/of meubels en/of een bed
en/of kleding),
althans een of meer geldbedrag(en) omgezet en/of van bovenomschreven
geldbedrag (en) gebruik gemaakt,
zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;