ECLI:NL:RBROT:2025:9645

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
83/033729-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een rechtspersoon voor het medeplegen van witwassen met een geldboete van € 10.000

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte rechtspersoon, die werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon geld heeft verkregen uit het overtreden van de EVOA-wetgeving. Dit geld is via een kasrondje overgeboekt met een aan de verdachte gelieerde rechtspersoon, waarbij de bestuurder van de verdachte rechtspersoon ook heeft geprofiteerd van deze criminele gelden door privé aankopen te doen. De rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon veroordeeld tot een geldboete van € 10.000, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de dagvaarding partieel nietig verklaard diende te worden, verworpen. De tenlastelegging was volgens de rechtbank voldoende bepaald en de verdachte rechtspersoon is schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon, als bestuurder en aandeelhouder van een andere rechtspersoon, betrokken was bij het transporteren van containers met afval in strijd met de EVOA-wetgeving. De opbrengsten hiervan zijn aangemerkt als voorwerpen afkomstig uit misdrijf, waardoor de verdachte rechtspersoon zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze gelden.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte rechtspersoon strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De opgelegde geldboete van € 10.000 is als passend beschouwd, gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte rechtspersoon. De rechtbank heeft daarnaast besloten dat het in beslag genomen geldbedrag niet verbeurd verklaard hoeft te worden, omdat niet voldoende aannemelijk is dat dit geld geheel of gedeeltelijk door middel van of uit baten van het strafbare feit is verkregen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/033729-22
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[verdachte rechtspersoon],
gevestigd op het adres:
[adres],
raadsman mr. J.S. de Gram, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juli 2025, 4 juli 2025 en 22 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete ter hoogte van € 10.000.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig verklaard dient te worden, omdat niet is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De onderdelen ‘waaronder’ en ‘althans een of meer geldbedrag(en)’ zijn te algemeen en onbepaald, waardoor sprake is van onvoldoende feitelijk omschreven en gespecificeerde onderdelen van de tenlastelegging, ook bezien tegen de achtergrond van het dossier.
4.2.
Beoordeling
Op grond van artikel 261 Sv moet de tenlastelegging, op straffe van nietigheid, een opgave behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, alsmede de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, zodat duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen. De begrijpelijkheid van de tenlastelegging moet verder worden bezien tegen de achtergrond van het dossier.
Mede tegen de achtergrond van het dossier zal de rechtbank haar oordeel beperken tot de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen. Dat betekent dat het verweer voor zover het ziet op eventuele overige geldbedragen geen bespreking behoeft.
De rechtbank verwerpt het verweer.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is (geheel) geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Betwist wordt dat de verdachte rechtspersoon, alsmede de [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]), de strafbare feiten hebben gepleegd die behoren bij de zaaksdossiers Malawi en Thailand; wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Gelet hierop ontbreekt het gronddelict, zodat de verdachte rechtspersoon dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
5.1.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het ten laste gelegde voorwerp, in dit geval meerdere geldbedragen, afkomstig is uit enig misdrijf (het zogenoemde gronddelict). Voor die beoordeling is het volgende van belang.
De verdachte rechtspersoon is bestuurder en enig aandeelhouder van [medeverdachte rechtspersoon] (hierna: [medeverdachte rechtspersoon]). [medeverdachte] is op zijn beurt bestuurder en enig aandeelhouder van de verdachte rechtspersoon. [medeverdachte] en [medeverdachte rechtspersoon] hebben zich in de periode van 28 mei 2018 tot en met 15 augustus 2019 beziggehouden met het transporteren van containers met afval in strijd met de EVOA-wetgeving, waarvoor zij bij vonnis van heden zijn veroordeeld. De opbrengsten hiervan zijn aan te merken als voorwerpen afkomstig uit misdrijf. Als gevolg van vermenging is vervolgens het gehele banksaldo van [medeverdachte rechtspersoon] op dat moment aan te merken als van misdrijf afkomstig.
Vast staat dat gedurende de periode van 30 juli tot en met 18 december 2018 onder meer in totaal € 31.500,- is overgeschreven van de bankrekening van [medeverdachte rechtspersoon] naar de verdachte rechtspersoon. Ook dit gehele banktegoed is als gevolg van vermenging dus van misdrijf afkomstig, mede gelet op het relatief geringe banksaldo voorafgaand aan de overboekingen. Voor een deel is het geld weer teruggeboekt (in feite dus een kasrondje) naar de bankrekening van [medeverdachte rechtspersoon]. Daarnaast is het geld besteed aan een bed en aan goederen van het merk Louis Vuitton.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte rechtspersoon de ten laste gelegde geldbedragen heeft overgedragen en omgezet en terwijl zij wetenschap had van de criminele herkomst ervan. [medeverdachte], [medeverdachte rechtspersoon] en de verdachte rechtspersoon zijn immers te vereenzelvigen. Wel zal zij worden vrijgesproken van het ten laste geldbedrag van € 3.867,- ten gunste van Cartier, omdat deze betaling blijkens het dossier buiten Nederland heeft plaatsgevonden.
Toerekening aan de rechtspersoon
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Voor de beantwoording van de vraag of een gedraging redelijkerwijs aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, is het van belang vast te stellen of die gedraging is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
De rechtbank is van oordeel dat de in de ten laste gelegde opgenomen en bewezen gedragingen zonder meer aan de verdachte rechtspersoon kunnen worden toegerekend, omdat de hiervoor omschreven bewezen gedragingen niet zonder medewerking van de verdachte rechtspersoon konden worden gepleegd.
5.1.3.
Conclusie
Bewezen is het ten laste gelegde.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Zij in
of omstreeksde periode van 24 juni 2018 tot en 20 augustus 2019 te Uithoorn en
/ofelders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen, heeft overgedragen en
/ofomgezet en
/ofvan deze voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
immers
heeft/hebben zij, verdachte, en
/of haar mededader(s)
-geldbedragen ontvangen van [medeverdachte rechtspersoon] en
/of(vervolgens) geldbedragen overgemaakt naar [medeverdachte rechtspersoon] (waaronder
op 30 juli 2018 een geldbedrag van 3000 euro ontvangen van [medeverdachte rechtspersoon] en
/of(vervolgens)
in de periode van 1 tot en met 5 augustus 2018 geldbedragen van in totaal 2900 euro overgeboekt naar [medeverdachte rechtspersoon] en
/of
in de periode van 10 december 2018 tot en met 18 december 2018 geldbedragen van 2000 euro en
/of10.000 euro en
/of1000 euro en
/of2500 euro en
/of15.000 euro ontvangen van [medeverdachte rechtspersoon] en
/of(vervolgens)
op 23 december 2018 een geldbedrag van 30.000 euro
overgeboekt naar [medeverdachte rechtspersoon])
en
/of
-betalingen verricht ten behoeve van de aankoop van
luxegoederen (waaronder
op 16 december 2018 een geldbedrag van 1.000 euro ten gunste van Goossens Slapen en
/ofop 23 december 2018 een geldbedrag van 1.930 euro ten gunste van Louis Vuitton B.V. en
/of
op 19 januari 2019 een geldbedrag van 2410 euro ten gunste van Louis Vuitton B.V.
en/of op 1 juli 2019 een geldbedrag van 3867 euro ten gunste van Cartier),
althans een of meer geldbedrag(en), overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik gemaakt, zulks terwijl verdachte
en/of haar mededader(s)wist
(en
) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoedendat
dat/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit
enig(e) misdrijf/misdrijven;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit.
De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De verdachte rechtspersoon heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen door geld dat is verkregen uit het overtreden van de EVOA-wetgeving over te maken naar de bankrekening van [medeverdachte rechtspersoon] en aan te wenden voor het aankopen van onder meer goederen.
Dat is een kwalijk feit. Het schaadt de integriteit van het financiële en economische verkeer, omdat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Dat heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. De verdachte rechtspersoon heeft via een kasrondje criminele gelden over en weer geboekt met een aan haar gelieerde rechtspersoon en de bestuurder, die met de verdachte rechtspersoon is te vereenzelvigen, heeft van die criminele gelden ook geprofiteerd middels privé aankopen. De verdachte rechtspersoon heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte rechtspersoon is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Passende straf
Gelet op de ernst en omvang van de feiten is een hoge geldboete voor de verdachte rechtspersoon op zijn plaats. De rechtbank houdt echter ook rekening met de forse overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de verdachte rechtspersoon zou moeten zijn berecht. Alles tezamen acht de rechtbank de door de officier geëiste geldboete van € 10.000,- een passende straf.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
9.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte rechtspersoon. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is niet voldoende aannemelijk dat het in beslag genomen geldbedrag, zijnde een banksaldo van € 27.064,41 op een bankrekening van de verdachte rechtspersoon, geheel of gedeeltelijk grotendeels door middel van of uit baten van het strafbare feit is verkregen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 47, 51 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot
een geldboete van € 10.000 (zegge:
tienduizend euro);
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte rechtspersoon van:
1 [nummer] 27.064,41 (Omschrijving: Bunq bank).
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zij in of omstreeks de periode van 24 juni 2018 tot en 20 augustus 2019 te Uithoorn
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal, voorwerpen, te weten een of meer
geldbedragen, heeft overgedragen en/of omgezet en/of van deze voorwerpen
gebruik heeft gemaakt,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) -geldbedragen
ontvangen van [medeverdachte rechtspersoon] en/of (vervolgens) geldbedragen
overgemaakt naar [medeverdachte rechtspersoon] (waaronder op 30 juli 2018 een geldbedrag
van 3000 euro ontvangen van [medeverdachte rechtspersoon] en/of (vervolgens) in de
periode van 1 tot en met 5 augustus 2018 geldbedragen van in totaal 2900 euro
overgeboekt naar [medeverdachte rechtspersoon] en/of in de periode van 10 december 2018
tot en met 18 december 2018 geldbedragen van 2000 euro en/of 10.000 euro en/of
1000 euro en/of 2500 euro en/of 15.000 euro ontvangen van [medeverdachte rechtspersoon]
en/of (vervolgens) op 23 december 2018 een geldbedrag van 30.000 euro
overgeboekt naar [medeverdachte rechtspersoon]) en/of -betalingen verricht ten behoeve
van de aankoop van luxe goederen (waaronder op 16 december 2018 een
geldbedrag van 1.000 euro ten gunste van Goossens Slapen en/of op 23 december
2018 een geldbedrag van 1.930 euro ten gunste van Louis Vuitton B.V. en/of op 19
januari 2019 een geldbedrag van 2410 euro ten gunste van Louis Vuitton B.V. en/of
op 1 juli 2019 een geldbedrag van 3867 euro ten gunste van Cartier), althans een of
meer geldbedrag(en), overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven
geldbedrag(en) gebruik gemaakt, zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;