ECLI:NL:RBROT:2025:9600

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
11522854 CV EXPL 25-2239
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een samenlevingsovereenkomst en betaling van verhuis- en inrichtingskosten

In deze zaak vordert eiseres, die in een affectieve relatie heeft samengewoond met gedaagde, betaling van een bedrag van € 9.773,64 op grond van een samenlevingsovereenkomst. Deze overeenkomst, gesloten op 9 juli 2020, bevatte bepalingen over de financiële verplichtingen bij beëindiging van de samenleving. Gedaagde heeft de overeenkomst op 27 september 2024 opgezegd, waarna eiseres de woning heeft verlaten met de kinderen. Eiseres stelt dat gedaagde op basis van artikel 11 lid 2 van de overeenkomst verplicht is om haar een bijdrage van € 8.000,00 te betalen, welke is geïndexeerd tot het gevorderde bedrag. Gedaagde erkent de verplichting, maar stelt dat er geen termijn is afgesproken voor de betaling en dat hij heeft geprobeerd om mediation voor te stellen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde het bedrag moet betalen, omdat hij de vordering niet betwist. De rente wordt toegewezen vanaf 27 december 2024. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat partijen een affectieve relatie hebben gehad. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11522854 CV EXPL 25-2239
datum uitspraak: 27 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Oostvoorne,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. J.J. Vermaat,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Oostvoorne,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.E. Kötter.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 januari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis);
  • de repliek in conventie en antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de dupliek in conventie en de repliek in reconventie;
  • de dupliek in reconventie.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad en hebben met elkaar samengewoond. Uit die relatie zijn twee, nog minderjarige, kinderen geboren. Op 9 juli 2020 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten. Daarin is in artikel 11 - voor zover van belang - het volgende bepaald:

1. Indien de samenleving anders dan door overlijden eindigt, heeft ieder der partijen het recht om gedurende drie maanden te wonen in de door hen tezamen bewoonde woning.

2. Indien de man de bewoning na afloop van de in lid 1 bedoelde periode voortzet zal hij aan de vrouw een bijdrage van achtduizend euro (€ 8.000,00) ten behoeve van de verhuis- en inrichtingskosten betalen. Dit bedrag wordt met ingang van één januari tweeduizend éénentwintig jaarlijks geïndexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens 2015=100.”
[gedaagde] heeft op 27 september 2024 de samenlevingsovereenkomst per e-mail opgezegd, waardoor de relatie eindigde. [eiseres] heeft naar aanleiding daarvan op 12 oktober 2024 de woning waar partijen samenwoonden met de kinderen verlaten, met medeneming van de kinderen. [gedaagde] is in de woning blijven wonen.
In conventie
2.2.
[eiseres] vordert [gedaagde] op grond van artikel 11 lid 2 van de samenlevingsovereenkomst te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 9.773,64 (het overeengekomen bedrag van € 8.000 na indexering) vermeerderd met de wettelijke rente alsmede de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] voert verweer.
In reconventie
2.4.
[gedaagde] vorderde [eiseres] aanvankelijk te veroordelen tot teruggave van de map met belangrijke papieren betreffende de kinderen. Omdat [eiseres] bij antwoord in reconventie de verzochte stukken uit de map heeft meegeleverd, heeft [gedaagde] de vordering laten vallen. Dit betekent dat de vordering geen beoordeling meer behoeft.

3.De beoordeling

In conventie
3.1.
[gedaagde] erkent dat hij op grond van artikel 11 lid 2 van de samenlevingsovereenkomst een bedrag van € 9.773,64 moet betalen aan [eiseres]. Hij voert aan dat hij op grond van de samenlevingsovereenkomst niet nalatig is geweest omdat daarin geen termijn is genoemd waarbinnen het bedrag moet zijn voldaan. Daarnaast heeft hij - mede in het belang van de kinderen – meerdere keren mediation voorgesteld om afspraken te maken, maar werkt [eiseres] niet mee.
3.2.
Vastgesteld wordt dat [gedaagde] het bedrag van € 9.773,64 aan [eiseres] moet betalen, omdat dit volgt uit de samenlevingsovereenkomst en [gedaagde] de vordering niet betwist. Uit de samenlevingsovereenkomst mag dan niet direct blijken binnen welke termijn er moet worden betaald, maar dat betekent niet dat [gedaagde] kan bepalen wanneer hij het bedrag gaat betalen. Als geen termijn voor de nakoming is bepaald, kan terstond nakoming worden gevorderd (artikel 6:38 BW). [eiseres] heeft [gedaagde] op 26 november 2024 per e-mail gewezen op de drie maanden termijn en hem verzocht om ervoor te zorgen dat het bedrag uiterlijk 27 december 2024 op haar rekening is bijgeschreven. Inmiddels is deze termijn ruim verstreken en heeft [gedaagde] nog geen betaling verricht, dan wel een betalingstermijn gegeven of een betalingsvoorstel gedaan. Dat [gedaagde] [eiseres] verwijt niet mee te willen werken aan mediation, in verband met de verschillende onderwerpen die tussen partijen spelen, maakt de zaak niet anders. Meewerken aan mediation is niet als voorwaarde voor betaling van de verhuiskostenvergoeding overeengekomen.
[gedaagde] moet rente betalen
3.3.
De rente wordt toegewezen over € 9.773,64 vanaf 27 december 2024. [eiseres] heeft namelijk voor dit bedrag genoeg gesteld waaruit volgt dat deze rente moet worden betaald.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.4.
Omdat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 9.773,64 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 27 december 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
48436