ECLI:NL:RBROT:2025:9447

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
10.212533.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en ontuchtige handelingen met een persoon in een staat van verminderd bewustzijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en ontuchtige handelingen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 juni 2024, waarbij de aangeefster, een jonge vrouw, onder invloed van alcohol was en niet in staat was om haar wil kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. De verdachte en een medeverdachte hebben de aangeefster van het Stadhuisplein in Rotterdam meegenomen naar een auto en vervolgens naar de woning van de verdachte. Tijdens deze rit heeft de aangeefster herhaaldelijk aangegeven dat zij terug wilde naar haar vrienden, maar de verdachten negeerden haar verzoeken. In de auto heeft de medeverdachte de aangeefster ongevraagd gezoend en heeft hij haar seksuele handelingen aangedaan, terwijl de verdachte haar vasthield. De rechtbank heeft de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door camerabeelden en WhatsApp-berichten die zij naar haar vrienden heeft gestuurd waarin zij om hulp vroeg. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachten de vrijheid van de aangeefster hebben ontnomen en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en ontuchtige handelingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €4.000,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.212533.24
Datum uitspraak: 1 augustus 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] op [geboortedatum] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. J.N. Hoek, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Bewijswaardering

4.1.1.
Standpunt verdediging
Het is onvoldoende komen vast te staan dat de aangeefster haar wil niet kon bepalen. Voor zover zij dat niet kon, heeft de verdachte dat niet geweten, omdat hij haar signalen in de context van alle gebeurtenissen niet heeft opgevangen of had hoeven opvangen. Ook ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving dan wel opzet op een ontuchtige handeling door het geven van een zoen. De verdediging verzoekt vrijspraak voor de feiten 1 en 2 primair en subsidiair.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 bewezen moet worden verklaard en dat ten aanzien van feit 2 het primair ten laste gelegde moet worden bewezen verklaard, nu de handeling van seksuele aard is, er onverwachts en onverhoeds is gehandeld en daarmee sprake is van dwang.
4.1.3.
Beoordeling
Inleiding
Op 30 juni 2024 was de aangeefster een avond uit met vrienden op het Stadhuisplein in Rotterdam. De verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] waren daar ook een avond uit met een vriend van [medeverdachte 1] , genaamd [medeverdachte 2] . Toen de aangeefster op enig moment uit een bar (“ [naam horecagelegenheid] ”) kwam, voelde zij zich niet goed, omdat ze te veel had gedronken. Zij is op een stenen bankje op het Stadhuisplein gaan zitten met haar vrienden. De verdachten kwamen op dat moment naar haar toe gelopen, met [medeverdachte 2] . De verdachten knoopten een gesprek aan met de aangeefster en [medeverdachte 2] deed dit met de vrienden van de aangeefster. Intussen zakte de aangeefster steeds weg en hing zij tegen de verdachten aan. De verdachten gaven haar op dat moment ook kusjes en er werd over haar gezicht gestreeld. De aangeefster heeft verklaard dat, toen [verdachte] haar kin vastpakte om haar een kus te geven, [medeverdachte 1] zei “niet nu, nu nog niet”. [verdachte] ging vervolgens tussen de benen van de aangeefster in zitten en nam haar op zijn rug. Toen haar vrienden bij de aangeefster wilden polsen hoe het met haar ging, bleef [medeverdachte 2] hen afleiden en weghouden bij de verdachten en de aangeefster, zodat zij niet achter de verdachten konden aanlopen. Vanaf daar heeft [verdachte] de aangeefster door de stad heen gedragen waarbij de politieagenten beschrijven dat op camerabeelden is te zien dat zij er als een lappenpop bij hangt. [medeverdachte 1] liep de gehele tijd met [verdachte] mee en liep op enig moment ook voorop. Vervolgens heeft [verdachte] haar in de auto gelegd, waarbij [medeverdachte 1] de deur heeft opengedaan.
De aangeefster heeft verder het volgende verklaard. In de auto heeft de aangeefster meerdere keren gezegd dat zij terug wilde, de verdachten zeiden dat ze na twee minuten terug zouden gaan, terwijl ze steeds verder Rotterdam uit reden. In de auto heeft de aangeefster berichten naar haar vrienden gestuurd met onder andere “help” en “gaan me verkrachten” en haar locatie gedeeld. In de auto is [medeverdachte 1] naast de aangeefster gaan zitten en hij begon haar te zoenen. Zij lag met haar hoofd op zijn schoot. Ook hoorde de aangeefster dat zijn gulp open ging. Zij draaide toen haar hoofd weg. Zij hoorde hem het woord ‘blowjob’ zeggen. Hij probeerde steeds haar hoofd richting zijn geslachtsdeel te brengen maar zij haalde haar gezicht steeds weg. Zij bleef hem wegduwen en draaide steeds van hem weg met haar lichaam. [medeverdachte 1] pakte ook haar borst vast over haar kleding en kneep daar hard in. Hij probeerde onder haar kleding te komen, maar dit lukte niet vanwege haar strakke korset. Hij zoende haar in haar hals en nek en probeerde haar te tongzoenen en zei dat zij haar tong ook moest uitsteken. Zij probeerde zich nog steeds weg te draaien van hem. Vervolgens pakte [medeverdachte 1] haar vast bij haar vagina, over haar broek. Hij duwde er hard tegenaan en het leek alsof hij zijn vingers erin wilde duwen. Daarna stopte hij haar hand in haar broek en pakte haar vagina over haar onderbroek heen vast en duwde weer hard tegen haar vagina. Hij kon zijn vingers er niet in duwen omdat zij een onderbroek met inlegkruisje droeg. Toen stopte hij zijn hand in haar onderbroek en raakte haar vagina aan.
Hierna kwamen de aangeefster en de verdachten aan bij het huis van te [verdachte] . [verdachte] heeft de aangeefster uit de auto getild en weer op zijn rug genomen en naar binnen gebracht. De aangeefster werd vervolgens op een bed gelegd. [verdachte] heeft op enig moment haar telefoon uit haar handen gepakt. Er zijn toen berichten gestuurd naar haar vrienden met “alleen gaat het goed” en “ik kom zo terug”. De aangeefster heeft hierover verklaard dat zij deze berichten niet heeft verstuurd.
Op de telefoon van [verdachte] is een filmpje aangetroffen. Op dit filmpje, dat is gemaakt door [verdachte] , is te zien dat er een vrouw bewegingloos op een bed ligt en [medeverdachte 1] met zijn hoofd ter hoogte van haar borst ligt en met zijn mond – ogenschijnlijk – zoenen geeft ter hoogte van haar decolleté.
Juridische context
De rechtbank overweegt allereerst dat zij de verklaring van de aangeefster betrouwbaar acht. De verklaringen van de twee verdachten acht de rechtbank daarentegen geheel ongeloofwaardig. De aangeefster verklaart gedetailleerd en consistent en hetgeen zij verklaart, wordt ondersteund door andere onderdelen van het dossier. Zo verklaart zij dat zij vanaf het stadhuisplein op de rug van één van de mannen is meegenomen en zij af en toe wegviel. Hiervan is ondersteuning te vinden in de camerabeelden, waarvan de politie heeft omschreven dat zij er als een lappenpop bij lag. Verder heeft zij verklaard dat zij niet met de mannen in de auto wilde zijn, maar naar haar vrienden wilde. Dit wordt ondersteund door de Whatsapp-berichten die zij heeft gestuurd waarin ze om hulp vraagt en zegt dat de mannen haar gaan verkrachten. Dat zij niet in de woning wilde zijn, strookt met het gegeven dat zij haar locatie deelde met haar vrienden en wederom via Whatsapp-berichten om hulp vroeg en schreef dat zij enkele nagels kwijt was wegens het vechten tegen een verkrachting. Haar verklaring dat de verdachte met zijn handen in haar onderbroek en aan haar vagina is geweest, wordt ondersteund door de uitslagen van het DNA-onderzoek. De verklaring van de verdachten, waaronder dat de aangeefster zelf met hen mee wilde gaan en dit ook dusdanig heeft uitgedragen, strookt in het geheel niet met de objectieve onderdelen uit het dossier. De rechtbank zal daarom uitgaan van de verklaring van de aangeefster bij de beoordeling van het tenlastegelegde.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving feit 1
De rechtbank stelt voorop dat van wederrechtelijke vrijheidsberoving sprake is indien de verdachte iemand doet verblijven op een plaats waar vandaan of van waaruit die persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik zelfstandig kan verwijderen, zonder dat de verdachte daartoe gerechtigd is. De absolute onmogelijkheid van fysieke verplaatsing is geen vereiste. Ook het creëren van een zodanige situatie dat ten aanzien van het slachtoffer de dwang is ontstaan om te blijven, heeft te gelden als wederrechtelijke vrijheidsberoving. Als niet is gebleken van fysieke dwang of van een opsluiting, betekent niet dat er geen sprake kan zijn van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank stelt met inachtneming van het voorgaande vast dat [medeverdachte 1] samen met [verdachte] de aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. [verdachte] heeft haar op het Stadhuisplein op zijn rug meegenomen, terwijl zij duidelijk kenbaar onder invloed was van alcohol. De aangeefster heeft op dat moment gezegd dat zij terug naar haar vrienden wilde, maar [verdachte] heeft haar op zijn rug gehouden en in plaats daarvan naar zijn auto gebracht. [medeverdachte 1] is hier continu bij aanwezig geweest, liep op enig moment ook voor [verdachte] en de aangeefster uit en heeft de deur van de auto opengehouden, zodat [verdachte] de aangeefster daar in kon leggen. In de auto zat [medeverdachte 1] achterin de auto met de aangeefster, waarbij hij haar met haar hoofd op zijn schoot heeft geplaatst. Zij heeft toen meermalen gezegd dat zij terug naar haar vrienden wilde. [verdachte] , de bestuurder van de auto, reed haar echter naar zijn woning toe. Toen ze aankwamen bij deze woning heeft [verdachte] haar uit de auto getild en op een bed gelegd. Op enig moment heeft [verdachte] haar telefoon afgepakt, berichten gestuurd naar haar vriendin waardoor het leek alsof de aangeefster schreef dat het goed met haar ging en is toen – ogenschijnlijk omdat hij de berichten in haar telefoon zag – zijn eigen woning uitgerend. Ergens voor zijn vertrek heeft hij een filmpje gemaakt door de kier van de deur, waarop [medeverdachte 1] in bed is te zien met de aangeefster.
Met de handelingen zoals hiervoor omschreven, hebben de verdachten de vrijheid van beweging van de aangeefster afgenomen. Zij is immers fysiek meegenomen en kon door haar beschonken staat hier geen weerstand aan bieden. De pogingen die zij wel heeft ondernomen om haar vrijheid te herkrijgen, namelijk het zeggen dat zij terug wilde naar haar vrienden, hebben de verdachten telkens in de wind geslagen.
Ontuchtige handelingen feit 2
De rechtbank acht het onder 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu onvoldoende bewijs voorhanden is dat sprake is van de door de wet vereiste dwang door (bedreiging met) geweld of een “andere feitelijkheid”. Voor dit feit zal de verdachte worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De aangeefster heeft verklaard dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] haar op de mond hebben gezoend. Gelet op wat eerder over de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster is gezegd, in combinatie met de beschrijving van de camerabeelden, waarbij is vermeld dat de persoon die haar later op de rug heeft, [verdachte] , een zoenende beweging in haar richting maakt, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] haar op de mond heeft gezoend. Dit was op het moment dat zij te veel alcohol had gedronken en geen weerstand kon bieden. Dit was ook duidelijk voor de verdachte, nu zij telkens wegzakte. Het ongevraagd op de mond zoenen van een beschonken vrouw die duidelijk niet in staat is hiertegen weerstand te bieden, is in strijd met de sociaal-ethische norm en heeft een evidente seksuele lading. Gelet hierop heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht verkeerde, zoals bedoeld in artikel 247 Sr (oud).
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en het plegen van ontuchtige handelingen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks30 juni 2024 te Vlaardingen en
/ofRotterdam,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben beroofd en
/ofberoofd gehouden,
door, terwijl die [slachtoffer] kenbaar onder invloed van alcohol was en
/ofin staat van
bewusteloosheid,verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes
en/of zijn mededadersrug te tillen en
/ofvervolgens naar een auto te brengen en
/of
- die [slachtoffer] op de achterbank van de auto te leggen en
/ofnaast haar te gaan zitten en
/ofte vervoeren naar een woning en
/of
- voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] en
/of
- die [slachtoffer] de woning in te tillen en
/ofop bed te leggen en
/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en
/ofberichten te sturen vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed gaat en
/ofdat ze zo terug komt;
2
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het zoenen van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op
of omstreeks30 juni 2024 te
Vlaardingen en/ofRotterdam,
in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van
bewusteloosheid,verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een
of meerontuchtige handeling
enheeft gepleegd, te weten het zoenen van die [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
het medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
Feit 2 subsidiair
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de aangeefster, die dronken was en amper meer op haar benen kon staan, een ongewilde zoen op haar mond gegeven, vervolgens in samenwerking met [medeverdachte 1] haar meegenomen op zijn rug, haar in zijn auto gelegd en meegenomen naar zijn huis. Hierbij heeft de verdachte geen gehoor gegeven aan de verzoeken van de aangeefster om haar terug naar haar vrienden te laten gaan. De verdachten gingen bij de vrijheidsberoving deels planmatig te werk, zoals blijkt uit de omstandigheid dat verdachte [medeverdachte 1] “nu nog niet” zei toen verdachte [verdachte] haar in het openbaar zoende en vriend [medeverdachte 2] de vrienden van de aangeefster heeft tegengewerkt om ervoor te zorgen dat de verdachten met haar weg konden lopen en blijven.
Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan vaak zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij blijkt hoe groot de gevolgen tot op de dag van vandaag voor haar zijn. De gebeurtenis heeft een grote invloed op haar gevoel voor veiligheid en haar vertrouwen in mannen. Hierbij merkt de rechtbank op dat de aangeefster tevens het slachtoffer is geworden van een poging tot verkrachting en van ontuchtige handelingen door de medeverdachte en dat dit het kennelijke doel van de vrijheidsbeneming lijkt te zijn geweest. De verdachte heeft zich geen moment om de belangen van de aangeefster bekommerd en heeft zich puur laten leiden door zijn eigen lusten en behoeften en die van zijn medeverdachte, ondanks dat het slachtoffer liet merken dat zij dit allemaal niet wilde en terug wilde naar haar vrienden. Dit was voor aangeefster haar eerste seksuele ervaring. De rechtbank weegt deze omstandigheden in strafverzwarende zin mee.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft op 31 oktober 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt kort samengevat het volgende in.
De verdachte lijkt geen noemenswaardige problemen te hebben in zijn leven. Op praktisch gebied is zijn leven stabiel en ook lijkt er geen psychische problematiek te spelen. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van seksuele problematiek, wordt het recidiverisico laag ingeschat. Om die reden wordt geen reclasseringsinterventie geadviseerd.
Het rapport is voor de rechtbank niet volledig begrijpelijk. Tegen de achtergrond van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, komt het op de rechtbank zorgelijk over dat [verdachte] de volgende uitspraken heeft gedaan:
  • Als je iemand wilt verkrachten. Het eerste wat je doet is iemand benevelen en de telefoon afpakt.
  • Kijk, als mijn vriend haar leuk vindt, heb ik daar niks mee te maken.
  • Voor mij is het een hoertje. Zoals ze doet. En direct meelopen naar een auto.
  • Om eerlijk te zijn, zijn alle jongens als een hond. Ze willen alleen maar seks.
  • Bij ons moet je respect hebben voor de vrouw. Behandel ze als een kroon op je hoofd. Hier zijn de vrouwen goedkoper. Bij ons moet je eerst praten met de familie, elkaar leren kennen. Je kan haar niet zomaar meenemen naar huis. Hier is Satan. Het is duivelland. Iedereen drinkt. Het is een ander moreel.
Het rapport maakt niet inzichtelijk hoe de conclusie van het rapport zich verhoudt tot deze
uitspraken en de klaarblijkelijke denkwijze van [verdachte] , waaruit een totaal gebrek aan respect
voor vrouwen in Nederland blijkt. De rechtbank volgt de conclusie van het rapport daarom
niet.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Vanwege de ernst van de feiten inclusief de door de rechtbank benoemde strafverzwarende factoren van planmatig handelen en het maken van misbruik van de kwetsbare positie van de aangeefster, de ernstige gevolgen voor aangeefster en de proceshouding van verdachte waaruit blijkt dat de verdachte de ernst van het feit en de gevolgen daarvan niet inziet zal de rechtbank een hogere straf opleggen aan de verdachte dan de officier van justitie heeft geëist.
Omdat sprake is van een ernstig strafbaar feit en de rechtbank de verdachte een extra waarschuwing wil geven zodat hij zich niet meer zal schuldig maken aan strafbare feiten, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er dus toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van de strafbare feiten. Zij vordert een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het bedrag geheel toe te wijzen, inclusief oplegging van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in haar vordering, subsidiair niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen omdat de vordering lijkt te gaan over de poging tot verkrachting, hetgeen de verdachte niet ten laste is gelegd. Meer subsidiair is verzocht het bedrag te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 4.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Hierbij merkt de rechtbank op dat de situatie waarin de aangeefster zich heeft verkeerd als één geheel moet worden gezien. Zeker omdat de vrijheidsberoving in het teken stond van de poging verkrachting door de medeverdachte, acht de rechtbank de verdachte ook aansprakelijk voor de door de gehele situatie ontstane immateriële schade.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 247 (oud) en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 4.000,- (zegge: vierduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 4.000,- (zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en I.M. Braam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door, terwijl die [slachtoffer] kenbaar onder invloed van alcohol was en/of in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes en/of zijn mededaders rug te tillen en/of vervolgens naar een auto te brengen en/of
- die [slachtoffer] op de achterbank van de auto te leggen en/of naast haar te gaan zitten en/of te vervoeren naar een woning en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van protest door die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] de woning in te tillen en/of op bed te leggen en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of berichten te sturen vanaf die telefoon, met daarin het bericht dat het goed gaat en/of dat ze zo terug komt;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het zoenen van die [slachtoffer] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2024 te Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het zoenen van die [slachtoffer] ;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )