ECLI:NL:RBROT:2025:9393

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
10-385212-24, 10-328990-24, 10-345157-24; 10-009566-23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal, opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, belediging van ambtenaren en verduistering met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, belediging van ambtenaren in functie en verduistering. De verdachte is op 27 juni 2025 gehoord, waarbij de feiten zijn besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 december 2024 een gasslang heeft gestolen die toebehoorde aan een restaurant en opzettelijk 132,9 gram GHB en 16,0 gram amfetamine aanwezig heeft gehad. Daarnaast heeft de verdachte op 24 juli 2024 twee politieambtenaren beledigd tijdens de uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan deze feiten en heeft een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidiverende karakter van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als passend werd beschouwd. De beslissing is genomen in het belang van de samenleving en de veiligheid.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummers: 10-385212-24, 10-328990-24 en 10-345157-24
Parketnummer TUL: 10-009566-23
Datum zitting: 27 juni 2025
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres 1] , [postcode] [plaats] .
Advocaat verdachte: J. Dekker
Officier van justitie: S.S.S. Heinerman

Tenlastelegging

De verdachte wordt in drie tenlasteleggingen door de officier van justitie beschuldigd van diefstal met braak, het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, het vervoeren of bij zich hebben van inbrekersgereedschap, het beledigen van twee ambtenaren in functie en verduistering. De feiten zijn hieronder doorlopend genummerd. De volledige beschuldiging houdt in dat de verdachte:
1.
op of omstreeks 3 december 2024 te Rotterdam, een gasslang, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [restaurant] gelegen aan [adres 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
2.
op of omstreeks 3 december 2024 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 132,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 16,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde GHB en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
op of omstreeks 24 juli 2024 te Rotterdam, op een openbare plaats, te weten de Engelsestraat, heeft vervoerd of bij zich heeft gehad, een slijpmachine en/of een boorset en/of een life hammer en/of een schroevendraaier en/of een hamer en/of een of meerdere messen en/of een zaklantaarn en/of een dopsleutel en/of een waterpomptang, althans enig(e) gereedschap(pen) en/of voorwerp(en) en/of middel(en), die/dat ertoe kan/kunnen dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen en/of onrechtmatig sluitingen te openen en/of te verbreken en/of diefstal door middel van braak te vergemakkelijken en/of het maken van sporen te voorkomen.
4.
op of omstreeks 24 juli 2024 te Rotterdam, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en/of [slachtoffer 3] (werkzaam bij Team Arrestanten Taken), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
- die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: “Kijk naar jezelf. Je bent bruin, je bent niet
wit. Je hoort niet in dat uniform. Koelie” en/of
- die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: “Waarom werk jij hier zuster. Jij bent zwart, jij
hoort hier niet te werken” en/of “Want je bent gewoon een kankernegerin”,
althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
5.
op of omstreeks 28 oktober 2024 te Rotterdam , fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
6.
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2024 tot en met 28 oktober 2024 te Rotterdam , in elk geval in Nederland, opzettelijk een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door vinding, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten bewezen kunnen worden.
Oordeel rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte:
1.
op 3 december 2024 te Rotterdam een gasslang, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
op 3 december 2024 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 132,9 gram GHB en 16,0 gram amfetamine, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.
op 24 juli 2024 te Rotterdam opzettelijk
tweeambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: “Kijk naar jezelf. Je bent bruin, je bent niet wit. Je hoort niet in dat uniform. Koelie” en
die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: “Waarom werk jij hier zuster. Jij bent zwart, jij hoort hier niet te werken” en “Want je bent gewoon een kankernegerin”.
5.
op 28 oktober 2024 te Rotterdam een fiets, die aan een tot op heden onbekend gebleven persoon toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
6.
op 28 oktober 2024 te Rotterdam opzettelijk een paspoort, toebehorende aan [slachtoffer 4] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door vinding, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft de feiten 1, 2, 5 en 6 bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Daarom wordt hieronder voor die feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Voor feit 4 is de voor het bewijs redengevende inhoud van de bewijsmiddelen opgenomen.
Bewijsmiddelen
Feit 1:
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 27 juni 2025
Proces-verbaal van de politie [1]
Feit 2:
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 27 juni 2025
Proces-verbaal van de politie [2]
Proces-verbaal van de politie [3]
Proces-verbaal van de politie [4]
Proces-verbaal van de politie [5]
Deskundigenverslag [6]
Feit 4:
Proces-verbaal van de politie [7]
Op 24 juli 2024 was ik, [slachtoffer 2] in Rotterdam als politieambtenaar belast met een noodhulpsurveillance. Ik hoorde de [verdachte] het volgende tegen me zei: ‘Kijk naar jezelf. Je bent bruin, je bent niet wit. Je hoort niet in dat uniform. Koelie.’
Proces-verbaal van de politie [8]
Op 24 juli 2024 was ik, [slachtoffer 3] , als politieambtenaar aan het werk in Rotterdam. [verdachte] keek in mijn richting en ik hoorde dat hij zei: ‘Waarom werk jij hier zuster? Jij bent zwart, jij hoort hier niet te werken.’ Vervolgens zei [verdachte] tegen mij: ‘Want je bent gewoon een kankernegerin.’
Proces-verbaal van de politie [9]
Op 24 juli 2024 zag ik dat [verdachte] in de richting van arrestantenbewaarster [slachtoffer 3] wees. Ik hoorde hem vervolgens met luide stem tegen haar schreeuwen: ‘En jij, jij ben een vuile kankernegerin dat je met hun omgaat’.
Proces-verbaal van de politie [10]
Op 24 juli 2024 zag ik, verbalisant, dat [verdachte] in de richting van collega [slachtoffer 2] keek en vervolgens haar uitschold met het woord ‘koelie’.
Feit 5:
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 27 juni 2025
Proces-verbaal van de politie [11]
Feit 6:
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 27 juni 2025
Proces-verbaal van de politie [12]
Proces-verbaal van de politie [13]
Vrijspraak
Feit 3:
Ten laste is gelegd dat de verdachte diverse inbrekersspullen heeft vervoerd of bij zich heeft gehad. Deze inbrekersspullen zijn na de aanhouding van de verdachte in beslaggenomen. De verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende spullen niet heeft vervoerd of ten tijde van zijn aanhouding bij zich had, maar dat deze zich bevonden in de schuur waarin hij met toestemming langdurig verbleef. In de processen-verbaal van de politie staat dat de verdachte bij zijn aanhouding drie tassen bij zich had, met daarin onder andere twee gereedschapskoffers en een slijptol. Even later worden in de schuur waar de verdachte verbleef onder meer twee koffers aangetroffen. Gezien de verklaring van de verdachte op de zitting kan daarom onvoldoende worden vastgesteld dat de verdachte de inbeslaggenomen inbrekersspullen heeft vervoerd of ten tijde van zijn aanhouding bij zich had. Het onder 3 tenlastegelegde kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Verboden gedraging en de strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren het volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Feit 5:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Feit 6:
verduistering
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Maatregel

Eis officier van justitie
Aan de verdachte moet een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar worden opgelegd.
Oordeel rechtbank
Ernst en gevolgen van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte heeft een gasslang gestolen en een fiets gestolen en daarbij schade gemaakt. Door deze feiten heeft de verdachte blijk gegeven het eigendomsrecht niet te respecteren en heeft hij overlast veroorzaakt.
Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid GHB en amfetamine onder zich gehad. Deze harddrugs vormen vanwege de schadelijke neveneffecten en het risico op verslaving een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in drugs gaat daarnaast gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, zoals geweldsdelicten. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan deze schadelijke gevolgen.
Verder heeft de verdachte twee politieambtenaren in functie beledigd. De verdachte heeft hiermee het respect en het gezag ten aanzien van ambtenaren die een publieke taak verrichten ondermijnd. Ook heeft hij hen in hun goede eer en naam aangetast.
Ook heeft de verdachte een door hem gevonden paspoort verduisterd. De verdachte heeft hierdoor overlast en schade berokkend aan de eigenaar van het paspoort. Daarbij geldt bovendien dat zorgvuldig met identiteitsdocumenten van een ander moet worden omgesprongen vanwege de fraudegevoeligheid. De verdachte heeft dat nagelaten.
Persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad van 21 mei 2025 blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, vaak tot deels onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Rapporten en advies reclassering
Er zijn twee reclasseringsrapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 november 2024 en 10 maart 2025. In beide rapporten wordt de kans op herhaling als hoog ingeschat. In het laatst genoemde rapport wordt door de reclassering gemotiveerd dat voldoende mogelijkheden bestaan om met de verdachte een voorwaardelijk ISD traject in te gaan. Hiermee zou de verdachte, onder intensief toezicht en met een pakket aan voorwaarden, een laatste kans hebben gekregen. Indien de gedragsverandering binnen dit kader niet tot stand zou komen en verdachte zou recidiveren en/of zich niet aan de voorwaarden zou houden, restte er naar mening van de reclassering niets anders dan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Tijdens de zitting heeft de reclassering toegelicht dat inmiddels wordt geadviseerd om de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Een voorwaardelijke ISD-maatregel of een kader met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht biedt naar het oordeel van de reclassering toch onvoldoende mogelijkheden om het recidiverisico te beperken. De reden dat dit advies afwijkt van de inhoud van het eerdere advies, is dat de verdachte meerdere voorwaarden die verbonden waren aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, ingaande 13 maart 2025, heeft overtreden. Als gevolg daarvan is deze schorsing per 9 april 2025 opgeheven. Gezien deze ontwikkelingen heeft de reclassering geen vertrouwen meer dat de verdachte de voorwaarden die bij een ISD-maatregel horen wel zal naleven.
Passende maatregel
Gelet op wat hierboven is overwogen wordt de oplegging van de ISD-maatregel passend en noodzakelijk gevonden.
Aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de afgelopen vijf jaar voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste drie keer onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De meeste feiten die in deze zaak aan de verdachte worden verweten, zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Deze eerder aan de verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
De rechtbank is het eens met conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. De rechtbank heeft ook op de terechtzitting niet de indruk gekregen dat de verdachte mee zal werken aan hulpverlening in het kader van bijzondere voorwaarden of een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van goederen vereist dat aan de verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar wordt opgelegd. De duur van de voorlopige hechtenis wordt niet in mindering gebracht zodat maximaal uitvoering kan worden gegeven aan de doelen van de ISD-maatregel.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 18 januari 2023 is de verdachte ter zake van vernieling veroordeeld tot voor zover van belang een gevangenisstraf van 4 weken met aftrek waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Omdat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd, is de rechtbank met de officier van justitie van mening dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van de ISD-maatregel is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 266, 267, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 3 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de feiten 1, 2 en 4 tot en met 6, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 18 januari 2023 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door J.H, Janssen, voorzitter,
en M.K. Asscheman – Versluis en A.M. Borel Rinkes, rechters,
in tegenwoordigheid van H.A. Wolterink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 11 juli 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.[proces-verbaalnummer 1]
2.[proces-verbaalnummer 2]
3.[proces-verbaalnummer 3]
4.[proces-verbaalnummer 4]
5.[proces-verbaalnummer 5]
6.NFI-rapporten van 4 en 6 december 2024
7.[proces-verbaalnummer 6]
8.[proces-verbaalnummer 7]
9.[proces-verbaalnummer 8]
10.[proces-verbaalnummer 9]
11.[proces-verbaalnummer 10]
12.[proces-verbaalnummer 10]
13.[proces-verbaalnummer 11]