ECLI:NL:RBROT:2025:9218

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
25/5160
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een gebiedsverbod voor drie maanden in verband met ernstige verstoring van de openbare orde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 25 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een gebiedsverbod dat door de burgemeester aan verzoeker is opgelegd. Het gebiedsverbod is ingesteld voor de duur van drie maanden, in verband met een conflict tussen twee families in de wijk. Verzoeker is het niet eens met dit besluit en vraagt om schorsing van het gebiedsverbod. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, na beoordeling van de feiten en omstandigheden die aan het besluit ten grondslag liggen. De burgemeester heeft op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin ernstige bedreigingen en geweldsincidenten worden beschreven, geconcludeerd dat er een ernstige verstoring van de openbare orde heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het gebiedsverbod op te leggen en dat de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn nageleefd. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker nog steeds mogelijkheden heeft om zijn kinderen te zien, ondanks het gebiedsverbod. De uitspraak betekent dat het gebiedsverbod van kracht blijft tot 27 september 2025, zonder dat er aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/5160

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L.D. Lubrano),
en

de burgemeester van de [gemeente] , de burgemeester

(gemachtigde: mr. A.J. Wintjes).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over een gebiedsverbod voor de duur van drie maanden dat de burgemeester aan verzoeker heeft opgelegd in verband met een doorlopend conflict tussen twee families in de [wijk] . Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter of zij een voorlopige voorziening zal treffen en het bestreden besluit zal schorsen.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot deze afwijzing komt en welke gevolgen dit heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 27 juni 2025 heeft de burgemeester aan verzoeker met onmiddellijke ingang een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van drie maanden tot 29 augustus 2025. Zoals de voorzieningenrechter ter zitting heeft aangegeven, correspondeert deze einddatum niet met een periode van drie maanden, zodat zij ervan uit gaat dat bedoeld wordt: een gebiedsverbod tot 27 september 2025. Verzoeker heeft tegen het gebiedsverbod bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester, bijgestaan door mr. J. Langenbach.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. De burgemeester heeft van de politie een bestuurlijke rapportage ontvangen van 26 juni 2025. Volgens de politie is er op 24 juni 2025 een melding binnengekomen van een conflict dat bij [adres 1] te [plaats] heeft plaatsgevonden tussen aan de ene kant de bewoners van [adres 1] en aan de andere kant de schoonfamilie van verzoeker die aan [adres 2] woont. Ook verzoeker is bij dit conflict betrokken geweest. De aanleiding voor dit conflict is dat een jongen die aan [adres 1] woont, de schoonbroer van verzoeker zou hebben mishandeld en afgeperst. Beide partijen zijn op 24 juni 2025 bij elkaar aan de deur geweest. Verzoeker zou toen bedreigende woorden hebben geuit en ook zou er door een onbekend gebleven persoon uit de groep van verzoeker meerdere schoten zijn gelost. Op 25 juni 2025 heeft de politie een stopgesprek gevoerd met betrokken partijen. Ook zijn verscherpt rijdend toezicht en regionaal cameratoezicht ingesteld. Vervolgens is op 26 juni 2025 een explosief afgegaan bij [adres 2] , waarbij het vermoeden bestaat dat dit ook te maken heeft met het conflict.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. De burgemeester heeft ter voorkoming van een verdere verstoring van de openbare orde met onmiddellijke ingang aan verzoeker een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van drie maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat het gebiedsverbod wordt geschorst.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5. Omdat een procedure bij de voorzieningenrechter een spoedprocedure is, moet de voorzieningenrechter als eerste beoordelen of verzoeker voldoende spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorlopige voorziening. Als dat het geval is, dan kan de voorzieningenrechter het verzoek verder inhoudelijk beoordelen.
5.1.
Verzoeker voert aan dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat het gebiedsverbod per direct is ingegaan, waardoor hij zich voor drie maanden niet in de [wijk] mag bevinden. De burgemeester betwist het spoedeisende belang van verzoeker niet.
5.2.
De voorzieningenrechter vindt dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Voordat de burgemeester het gebiedsverbod heeft opgelegd, bracht verzoeker twee tot drie keer per week zijn kinderen bij hun grootouders, zodat zij op de kinderen kunnen passen terwijl verzoeker en zijn partner aan het werk zijn. Door het gebiedsverbod kan verzoeker dat niet meer doen, omdat de grootouders in het verboden gebied wonen. De voorzieningenrechter vindt dat die omstandigheid een spoedeisend belang oplevert.
Was de burgemeester bevoegd om het gebiedsverbod op te leggen?
6. Op grond van artikel 172a, eerste lid, van de Gemeentewet - voor zover hier van belang - kan de burgemeester aan een persoon een gebiedsverbod opleggen als diegene individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord en er ook een ernstige vrees is voor verdere verstoring van de openbare orde.
6.1.
Uit de ondertekende bestuurlijke rapportage afkomstig van de politie (“naar waarheid opgemaakt op basis van op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen”), volgt dat verzoeker op 24 juni 2025 voor de woning gelegen aan [adres 1] bedreigende woorden heeft geroepen, namelijk "Waar is die hoerenkind! Ik maak hem af! Ik vermoord hem! Jullie gaan zien! Ik wil mijn geld! Ik wil mijn geld! Ik wil het geld dat die hoerenkind gepakt heeft. Ik ga je moeder begraven!". Verder blijkt uit de rapportage dat verzoeker met een groep mensen voor de woning heeft gestaan en dat een onbekende persoon uit deze groep met een vuurwapen in de lucht en richting de meldster heeft geschoten. De enkele blote ontkenning door verzoeker van hetgeen in de bestuurlijke rapportage is beschreven, is onvoldoende om de voorzieningenrechter te laten twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de bestuurlijke rapportage. Op grond van die rapportage heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat er sprake is geweest van een ernstige verstoring van de openbare orde. Ook heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat er ernstige vrees is voor een verdere verstoring van de openbare orde. Immers, na een stopgesprek, verscherpt rijdend toezicht en regionaal toezicht, is er een explosief afgegaan op [adres 2] en lijkt het erop dat het conflict nog altijd niet is opgelost. De burgemeester was dan ook in beginsel bevoegd om aan verzoeker een gebiedsverbod op te leggen.
Subsidiariteit en proportionaliteit
7. Bij de oplegging van een gebiedsverbod moet de burgemeester beoordelen of er minder verstrekkende middelen voorhanden zijn (subsidiariteit) en of het gekozen middel niet ingrijpender is dan nodig om de openbare orde te beschermen (proportionaliteit). Omdat een gebiedsverbod een ernstige inbreuk maakt op de grondrechten van verzoeker, moet de burgemeester ook een afweging maken tussen enerzijds de bescherming van het algemeen belang en anderzijds het belang van verzoeker om zich vrijelijk te kunnen bewegen.
7.1.
De voorzieningenrechter vindt dat met het bestreden besluit de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn nageleefd.
7.2.
Zoals onder overweging 6.1. is besproken, volgt uit de bestuurlijke rapportage dat verzoeker op 24 juni 2025 ernstige geweldsbedreigingen heeft geuit jegens de bewoner(s) van [adres 1] . Ook maakte hij die dag deel uit van een groep mensen van waaruit met een vuurwapen meerdere schoten zijn gelost. De incidenten van 24 juni 2025 zijn het (voorlopige) hoogtepunt geweest van een langlopend conflict tussen de familie aan [adres 1] en de familie aan [adres 2] , dat is ontstaan als gevolg van een vermoedelijke afpersing van 18.000 euro. Op 25 juni 2025 heeft de politie met beide families een stopgesprek gevoerd. Daarnaast werd er direct verscherpt rijdend toezicht ingesteld en werd met regionale camera’s extra toezicht gehouden op beide woningen. Desondanks is er op 26 juni 2025 een explosief afgegaan voor de woning van het gezin aan [adres 2] . Daarbij komt dat in de [wijk] vaker grote geweldsincidenten voorkomen, wat bij de wijkbewoners voor gevoelens van angst en onveiligheid kan zorgen. Daarnaast kenmerkt de wijk zich ook door de aanhoudende overlast van de rivaliserende jeugdgroep KD3. De burgemeester heeft het standpunt ingenomen dat al deze omstandigheden tezamen maken dat er geen ander middel passend is om de openbare orde te herstellen dan het opleggen van een gebiedsverbod. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.
7.3.
Ook heeft de burgemeester bij het nemen van het bestreden besluit de belangen van verzoeker voldoende meegewogen. Dat verzoeker niet langs kan gaan bij zijn schoonouders/de grootouders van zijn kinderen, maakt niet dat hij hen niet meer kan zien of dat zij niet meer op de kinderen kunnen passen. Immers, verzoeker kan nog altijd buiten het verboden gebied met zijn schoonouders afspreken om hen te zien of om de kinderen over te dragen. Tijdens de zitting is ook naar voren gekomen dat sinds de oplegging van het gebiedsverbod de schoonouders in de woning van verzoeker op de kinderen hebben gepast. Verder heeft de gemachtigde van de burgemeester tijdens de zitting aangegeven dat, voor zover een bezoek aan de huisarts - gevestigd in het verboden gebied - noodzakelijk is, verzoeker bij de burgemeester om een tijdelijke ontheffing van het verbod kan vragen. Het gegeven dat verzoeker niet naar zijn vaste slager of kapper kan gaan, omdat zij in het verboden gebied gevestigd zijn, maakt niet dat verzoeker in zijn algemeenheid geen vleeswaren meer kan kopen of zijn haren niet meer kan laten knippen. Verzoeker kan tijdelijk elders zijn inkopen doen of hij kan anderen, waaronder zijn partner, vragen om voor hem bij zijn geprefereerde slager langs te gaan. Ook kan verzoeker zich tijdelijk wenden tot een andere kapper. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat, gelet op de ernst van de verstoring van de openbare orde en de ernstige vrees voor herhaling daarvan, de burgemeester het algemeen belang zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van verzoeker om zich vrij te bewegen binnen het gebied [wijk] .

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het gebiedsverbod blijft gelden tot 27 september 2025. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Jacobino, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.