In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 25 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een gebiedsverbod dat door de burgemeester aan verzoeker is opgelegd. Het gebiedsverbod is ingesteld voor de duur van drie maanden, in verband met een conflict tussen twee families in de wijk. Verzoeker is het niet eens met dit besluit en vraagt om schorsing van het gebiedsverbod. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, na beoordeling van de feiten en omstandigheden die aan het besluit ten grondslag liggen. De burgemeester heeft op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin ernstige bedreigingen en geweldsincidenten worden beschreven, geconcludeerd dat er een ernstige verstoring van de openbare orde heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het gebiedsverbod op te leggen en dat de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn nageleefd. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker nog steeds mogelijkheden heeft om zijn kinderen te zien, ondanks het gebiedsverbod. De uitspraak betekent dat het gebiedsverbod van kracht blijft tot 27 september 2025, zonder dat er aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.