ECLI:NL:RBROT:2025:9168

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
11438825 CV EXPL 24-31099
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgpremies en kosten door VGZ Zorgverzekeraar N.V.

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de betaling van achterstallige zorgpremies en zorgkosten. De vordering betreft een totaalbedrag van € 458,43, dat [gedaagde] niet heeft betaald voor de zorgverzekering die hij had afgesloten. [gedaagde] stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor deze kosten, omdat deze zijn gemaakt door zijn ex-partner. Hij beweert dat hij de gemeente heeft geïnformeerd over de wijziging van de polis na zijn scheiding, maar VGZ heeft aangegeven dat zij pas op 9 augustus 2023 op de hoogte is gesteld van de noodzaak tot wijziging van de polis. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen, omdat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet verantwoordelijk is voor de kosten. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de achterstallige premie en zorgkosten moet betalen, evenals incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11438825 CV EXPL 24-31099
datum uitspraak: 18 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van Flanderijn, met bijlagen;
  • het schriftelijke verweer van [gedaagde] .
1.2.
Op 16 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was de gemachtigde van VGZ aanwezig. [gedaagde] heeft aangegeven zijn verweer schriftelijk in te willen dienen en om gezondheidsredenen niet aanwezig te kunnen zijn bij de zitting. VGZ is hiermee akkoord gegaan, waardoor dit verweer onderdeel is van het procesdossier.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft met VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten. [gedaagde] moet voor deze verzekering iedere maand premie betalen. Daarnaast heeft [gedaagde] ziektekosten gemaakt. [gedaagde] heeft de zorgkostennota’s van juni 2023 en de premie van augustus 2023 niet betaald. In deze procedure eist VGZ dat [gedaagde] de achterstand van € 458,43 betaalt, met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] geeft aan dat hij niet verantwoordelijk is voor de premie en de zorgkosten, omdat deze zijn gemaakt door zijn ex-partner. Zijn ex-partner was weliswaar verzekerd op zijn polis, maar hij geeft aan bij de gemeente te hebben doorgegeven dat zij van de polis moest worden gehaald vanwege de scheiding. Daarnaast geeft hij aan niet verantwoordelijk te zijn voor de communicatie tussen de gemeente en VGZ. VGZ geeft aan dat de gemeente pas op 9 augustus 2023 aan haar heeft laten weten dat de ex-partner van [gedaagde] een eigen verzekeringspolis nodig heeft en dat VGZ dus niet eerder heeft kunnen weten dat de polis gewijzigd moest worden. [gedaagde] geeft op zijn beurt aan dat VGZ verantwoordelijk is voor het controleren van de gegevens van verzekeringsnemers.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van VGZ toe. Hieronder wordt dit uitgelegd.
[gedaagde] moet € 458,43 aan VGZ betalen
2.4.
[gedaagde] moet de achterstallige premie en zorgkosten van € 458,43 betalen aan VGZ. VGZ heeft voldoende gesteld waaruit volgt dat [gedaagde] deze betalingen had moeten doen. De kantonrechter gaat niet mee met het standpunt van [gedaagde] dat hij sinds de echtscheiding niet meer verantwoordelijk is voor de zorgkosten en premie van zijn ex-partner, omdat VGZ heeft onderbouwd dat zij pas op 9 augustus 2023 te horen heeft gekregen dat de ex-partner een eigen polis nodig heeft en zij gelet daarop per 1 september 2023 de polis heeft ‘verzelfstandigd’. Als [gedaagde] eerder een poliswijziging had gewenst, dan had het op zijn weg gelegen om dat aan VGZ te melden. Voor zover [gedaagde] het standpunt inneemt dat hij de wijziging in zijn gezinssituatie eerder heeft gemeld bij VGZ, had hij dit verder moeten onderbouwen. VGZ heeft namelijk betwist bekend te zijn met een eerdere melding van [gedaagde] . [gedaagde] had hierop kunnen reageren in zijn schriftelijke verweer, maar heeft dit niet gedaan. Verder is er, in tegenstelling tot wat [gedaagde] stelt, geen verplichting voor VGZ om op elk moment te controleren dat alle gegevens op de polis nog kloppen met de werkelijke situatie. Nu de premie en de zorgkosten opeisbaar zijn geworden voor de wijzigingsdatum van de polis is [gedaagde] verantwoordelijk voor de betaling daarvan.
[gedaagde] moet incassokosten van € 83,20 betalen
2.5.
De incassokosten van € 83,20 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat VGZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Bij het bedrag dat wordt toegewezen, is de wettelijke rente tot 16 oktober 2024 opgenomen. Dit is een bedrag van € 33,40.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan VGZ moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 328,00 aan griffierecht, € 270,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,00) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 802,89. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat VGZ dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen € 575,03 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 458,43 vanaf 16 oktober 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van VGZ worden begroot op € 802,89;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
64363