ECLI:NL:RBROT:2025:9167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
11429931 CV EXPL 24-30096
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van eigen bijdrage voor rechtsbijstand en afwijzing van incassokosten

In deze zaak vordert de eiseres, vertegenwoordigd door mr. O. Emre, betaling van eigen bijdragen van de gedaagde voor verleende rechtsbijstand in twee verschillende geschillen. De gedaagde heeft de eiseres opdracht gegeven om hem bij te staan in een geschil met OTTO en in een procedure tegen Zilveren Kruis. Voor beide zaken heeft de Raad voor Rechtsbijstand een eigen bijdrage vastgesteld, die de gedaagde niet heeft voldaan ondanks meerdere aanmaningen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres tot betaling van de eigen bijdragen van in totaal € 1.364,00 toegewezen, omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er geen rechtsbijstand is verleend. De kantonrechter heeft echter de gevorderde incassokosten afgewezen, omdat de algemene voorwaarden die deze kosten regelen oneerlijke bepalingen bevatten. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 950,99. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11429931 CV EXPL 24-30096
datum uitspraak: 18 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. O. Emre,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van [eiseres] , met bijlagen.
1.2.
Op 16 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren de gemachtigde van [eiseres] en [gedaagde] aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft aan [eiseres] de opdracht gegeven om hem rechtsbijstand te verlenen in meerdere geschillen. [gedaagde] heeft [eiseres] gevraagd hem bij te staan in een geschil met OTTO over het herstellen van een gebrek aan de bank of het terugvorderen van het aankoopbedrag. [eiseres] heeft voor deze zaak een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad). De Raad heeft besloten dat [gedaagde] een eigen bijdrage moet betalen van € 563,00, waarvan [gedaagde] € 58,00 aan [eiseres] heeft betaald. [eiseres] heeft hierover meerdere aanmaningen gestuurd, maar [gedaagde] heeft de eigen bijdrage niet betaald. In deze procedure vordert [eiseres] in verband met het bovenstaande betaling van € 505,00, met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] heeft daarnaast [eiseres] gevraagd om hem bij te staan in een procedure waarin hij is gedagvaard door Zilveren Kruis. [eiseres] heeft een toevoeging aangevraagd bij de Raad en de Raad heeft besloten dat [gedaagde] een eigen bijdrage moet betalen van € 859,00. [gedaagde] heeft deze na meerdere aanmaningen nog niet betaald. Op 1 mei 2023 heeft [eiseres] de zaak uitbesteed aan een andere advocaat (mr. Bell) en afgesproken dat de eigen bijdrage betaald moet worden aan [eiseres] . [eiseres] eist in deze procedure in verband met het bovenstaande betaling van € 859,00, met rente en kosten.
2.3.
[gedaagde] betwist dat [eiseres] werkzaamheden heeft uitgevoerd. Hij geeft aan dat de advocaat hem onvoldoende uitleg heeft gegeven over de dienstverlening en de kosten, dat zij enkel wees op betaling en dat zij nooit reageerde op zijn terugbelverzoeken. [gedaagde] benoemt ook dat [eiseres] de zaak tegen OTTO kosteloos zou sluiten als hij de eigen bijdrage niet kon betalen. Hij heeft geprobeerd het bedrag te betalen, maar dit is hem niet gelukt.
2.4.
De kantonrechter wijst de gevorderde eigen bijdragen met rente toe, maar de buitengerechtelijke incassokosten af. Hieronder wordt dit uitgelegd.
De kantonrechter is bevoegd
2.5.
De kantonrechter is bevoegd om te oordelen in het geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] . [gedaagde] beroept zich op artikel 38 lid 4 Wet op de Rechtsbijstand (Wrb) waarin is opgenomen dat een advocaat zich kan richten tot de president van de rechtbank voor het innen van de eigen bijdrage als de rechtzoekende weigerachtig is om de betaling te verrichten. [gedaagde] geeft aan dat [eiseres] de verkeerde weg heeft gekozen door hem te dagvaarden bij de kantonrechter en dus niet-ontvankelijk is in haar vordering. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Artikel 38 lid 4 Wrb schrijft de procedurele weg voor ingeval de verschuldigde hoogte van de eigen bijdrage in geschil is. Niet alleen heeft [gedaagde] de hoogte van de vastgestelde bijdragen niet betwist, maar bovendien blijkt ook uit de omstandigheid dat hij een deel van de eigen bijdrage al heeft betaald aan [eiseres] dat hij niet weigerachtig is ten aanzien van het volledige bedrag aan eigen bijdrage. [1] Artikel 38 lid 4 Wrb is in dit geschil dus niet van toepassing.
[gedaagde] moet € 1.364,00 betalen aan [eiseres]
2.6.
[gedaagde] moet de eigen bijdragen in beide zaken van in totaal € 1.364,00 betalen aan [eiseres] . [eiseres] is de partij die gerechtigd is om deze vordering te incasseren, omdat zij ter zitting voldoende heeft uitgelegd dat [eiseres] een handelsnaam is van [naam bedrijf] . [gedaagde] heeft dit niet meer tegengesproken.
2.7.
Op grond van artikel 38 lid 1 Wrb is [gedaagde] de aan hem opgelegde bijdrage van rechtswege verschuldigd aan zijn rechtsbijstandsverlener. De kantonrechter vindt dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat [eiseres] geen rechtsbijstand heeft verleend in de zaak tegen OTTO. In de producties is namelijk te zien dat [eiseres] op 19 juli 2022 een conceptbrief heeft gestuurd naar [gedaagde] , terwijl [gedaagde] stelt dat er helemaal geen werkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter gaat hier dan ook niet in mee. De kantonrechter oordeelt verder dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat [eiseres] de zaak tegen OTTO kosteloos zou sluiten. In de e-mail van 19 juli 2022 legt [eiseres] weliswaar aan [gedaagde] voor om de zaak te sluiten als hij de eigen bijdrage niet kan betalen, maar het had, gelet op de betwisting door [eiseres] , op de weg van [gedaagde] gelegen om aan de hand van stukken verder te onderbouwen dat partijen op dit punt ook tot een afspraak zijn gekomen. Nu hij dit niet heeft gedaan, oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] de eigen bijdrage van € 505,00 aan [eiseres] moet betalen.
2.8.
De kantonrechter vindt ook dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat [eiseres] geen rechtsbijstand heeft verleend in de zaak tegen Zilveren Kruis. [eiseres] heeft de opdracht op 6 februari 2023 aangenomen en op 1 mei 2023 de behandeling van het dossier overgedragen aan mr. Bell. [eiseres] heeft gesteld dat in deze periode onder andere een conclusie van antwoord is geschreven. [gedaagde] stelt weliswaar dat de zaak door de volgende advocaat niet verder is behandeld, maar dit kan niet worden tegengeworpen aan [eiseres] . Als [gedaagde] ontevreden is over de behandeling van zijn dossier door mr. Bell, dan betekent dit niet dat hij de eigen bijdrage niet meer verschuldigd is aan [eiseres] . De kantonrechter oordeelt dan ook dat [gedaagde] ook de eigen bijdrage van € 859,00 aan [eiseres] moet betalen.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten te betalen
2.9.
De incassokosten worden in beide zaken afgewezen. [eiseres] heeft voor de twee opdrachtbevestigingen twee van elkaar afwijkende sets algemene voorwaarden overgelegd. Hieruit blijkt dat de algemene voorwaarden tussentijds zijn gewijzigd. Beide algemene voorwaarden hebben echter een oneerlijke bepaling die ziet op de buitengerechtelijke incassokosten. In de zaak tegen OTTO is in artikel 10.1 van de algemene voorwaarden opgenomen dat de cliënt alle redelijke kosten voor voldoening buiten rechte verschuldigd is als hij in verzuim is. Deze kosten zijn minimaal 15% van de vordering. In de zaak tegen Zilveren Kruis is in artikel 10.3 van de algemene voorwaarden opgenomen dat onder de redelijke kosten ter voldoening buiten rechte, de werkelijke kosten worden verstaan. Deze kosten zijn gebaseerd op het uurtarief van de advocaat.
2.10.
Deze bepalingen wijken in het nadeel van de consument af van de wettelijke regeling (artikel 6:96 BW) of wekken die indruk. Een bepaling die de handelaar recht geeft op buitengerechtelijke kosten is op zich toegestaan, maar dan moet wel zijn voldaan aan de voorwaarde dat de bepaling de handelaar geen recht mag geven op een hoger bedrag dan is toegestaan op grond van de wet. Aan deze voorwaarde is in beide bepalingen niet voldaan. De bepalingen zijn daarom oneerlijk zodat de vergoeding voor incassokosten wordt afgewezen.
[gedaagde] moet rente betalen
2.11.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dit niet heeft betwist.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.12.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij grotendeels ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 112,99 aan dagvaardingskosten, € 328,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 950,99. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. Voor zover een hoger bedrag aan griffierecht aan [eiseres] is opgelegd dan hiervoor vermeld, moet dit voor haar eigen rekening blijven, nu een deel van de vordering niet toewijsbaar is. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 1.364,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 15 oktober 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 950,99 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
64363

Voetnoten

1.Ktr. Nijmegen, 3 november 2000, ECLI:NL:KTGNMG:2000:AJ0544.