ECLI:NL:RBROT:2025:9156

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
10-150113-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het vervoeren van 4-CMC

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder B van de Opiumwet. De verdachte heeft op de zitting en bij de rechter-commissaris uitgebreid verklaard over zijn rol in het vervoeren van een grote hoeveelheid harddrugs, specifiek 4-CMC (Clefedron). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 mei 2025 te Gorinchem opzettelijk 4.831 gram van deze stof heeft vervoerd, wat bewezen is verklaard op basis van de verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen zoals proces-verbaal van de politie en deskundigenverslagen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 196 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 180 uren. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit benadrukt, waarbij het vervoer van harddrugs als een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid wordt gezien. De verdachte heeft aangegeven dat hij zijn leven wil beteren en stappen heeft gezet in de richting van een positieve toekomst.

De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De beslissing om een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, biedt de verdachte de kans om zijn leven te verbeteren en herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen personenauto, die gebruikt is bij het delict, ook bevestigd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-150113-25
Datum zitting en uitspraak: 16 juli 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Advocaat van de verdachte: K. Kuster
Officier van justitie: I. Barendregt

Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij – samengevat – een grote hoeveelheid harddrugs heeft vervoerd. De volledige tenlastelegging (hierna: beschuldiging) houdt in dat de verdachte:
op of omstreeks 15 mei 2025 te Gorinchem, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4.831 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-CMC (Clefedron, 4-chloormethcathinon), zijnde 4-CMC (Clefedron), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het feit bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
op 15 mei 2025 te Gorinchem opzettelijk heeft vervoerd 4.831 gram 4-CMC (Clefedron, 4-chloormethcathinon), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen vrijspraakverweer gevoerd. Daarom worden de bewijsmiddelen hieronder wel genoemd maar niet uitgeschreven [1] :
1.
verklaring van de verdachte [2]
2.
proces-verbaal van de politie [3]
3.
deskundigenverslag [4]

Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid feit en verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vooraf
Voor het bewezenverklaarde feit wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 223 dagen geëist, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ook heeft hij een taakstraf voor de duur van 240 uur geëist, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en gevolgen van het feit
Het vervoer van een grote partij harddrugs is een ernstig feit. De verdachte is naar zijn zeggen gevraagd om als tegenprestatie voor een opgelopen (gok-)schuld het vervoer van de partij voor zijn rekening te nemen. Daarmee heeft de verdachte de handel in drugs gefaciliteerd. Het op de markt brengen van deze harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Daarnaast wordt met de handel in harddrugs veel geld verdiend en deze handel gaat daardoor gepaard met vele vormen van – ook zeer ernstige – criminaliteit. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De strafrechtsketen in het hele land wordt op dit moment overspoeld met zaken waarin (de handel in) harddrugs een (hoofd)rol speelt. Ter voorkoming en bestrijding van dit fenomeen worden voor dat type feiten en meer in het bijzonder het vervoeren van harddrugs, in het algemeen hoge straffen opgelegd.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
-
Strafblad
Uit het strafblad van 27 juni 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
-
Rapport van de reclassering
Het rapport van Reclassering Nederland van 25 juni 2025 houdt onder andere het volgende in. De reclassering ziet risicoverhogende factoren waaronder dagbesteding en financiën. Ook zijn er vermoedens van ADHD. De verdachte heeft zelf ook aangegeven erg impulsief te zijn. Het recidiverisico wordt geschat als laag-gemiddeld. Om risico’s te beperken en recidive te voorkomen vindt de reclassering het van groot belang dat de verdachte structurele dagbesteding en een stabiele financiële situatie creëert en behoudt. Ook zal de verdachte moeten leren omgaan met zijn impulsiviteit en beter moeten leren nadenken over zijn keuzes en consequenties van zijn handelen. De verdachte heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening en gedragsverandering. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een dagbesteding, het meewerken aan schuldhulpverlening en het geven van inzicht in zijn financiën.
De verdachte heeft op de zitting en bij de rechter-commissaris uitgebreid over zijn rol verklaard. Mede hiermee heeft hij laten zien dat hij besef heeft van zijn foute handelen. De verdachte heeft sinds zijn schorsing stappen gemaakt. Hij woont bij zijn ouders en broer en broertjes en is betrokken bij het gezin. Verder is hij aan de slag gegaan bij een viswinkel en heeft hij het daar erg naar zin. Hij wil zich nu focussen op een positieve toekomst die hij omschreef als “huisje boompje beestje”.
Passende straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van deze straf heeft de rechtbank gelet geslagen op straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank komt tot een gevangenisstraf met een totaalduur van 240 dagen. Daarvan worden 44 dagen onvoorwaardelijk en 196 dagen voorwaardelijk opgelegd. De totaalduur van de gevangenisstraf doet recht aan het element van leedtoevoeging dat gelet op de ernst van het feit niet kan en mag ontbreken in de straf. Die totaalduur komt ook tegemoet aan de strafdoelen van preventie. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in de straf steeds groter zal zijn en dat daarnaast een voorwaardelijke straf van 196 dagen, omgerekend ongeveer 6,5 maand, boven zijn hoofd hangt. Voor anderen, ook voor andere jonge mensen, moet ook duidelijk zijn dat dit niet de weg is naar het grote geld of het aflossen van eventuele schulden en dat hoge straffen volgen als zij ook in de fout gaan.
Dat een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene voorwaarde. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt kan het voorwaardelijke deel, 196 dagen gevangenisstraf, alsnog worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De bijzondere voorwaarden zijn noodzakelijk om de kans op herhaling te verkleinen. De bijzondere voorwaarden zijn:
  • meldplicht bij reclassering (na afspraak);
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • inzicht geven in financiën.
De rechtbank vindt daarnaast een taakstraf passend. Deze straf doet ook recht aan het element van leedtoevoeging. Omdat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf hoger is dan de officier van justitie heeft geëist, komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren.

In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de personenauto Renault Clio ( [kentekennummer] ) verbeurd te verklaren. De verdediging heeft teruggave aan de verdachte verzocht.
De in beslag genomen personenauto Renault Clio ( [kentekennummer] ) zal verbeurd worden verklaard. De auto behoort toe aan de verdachte en het bewezen feit is met behulp van dit voertuig gepleegd.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Beslissingen

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte het feit, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 196 (honderdzesennegentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten en verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn;
de veroordeelde binnen de proeftijd actief deelneemt aan de gedragsinterventie 'Cognitieve Vaardigheden' of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van betaald werk of opleiding, met een vaste structuur, zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden, zolang de reclassering dat nodig vindt, ook als dit inhoudt het treffen van afbetalingsregelingen of het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wnsp). De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
beslag
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd: personenauto Renault Clio ( [kentekennummer] ).

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
en A.P. Hameete en I. Bouter, rechters,
in tegenwoordigheid van V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 16 juli 2025.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Als wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het zaaksdossier ‘Overtreding art. 10/4, 2/B Opiumwet, [verdachte] ’.
2.De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 16 juli 2025.
3.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met nummer 250519-568-262, doorgenummerde pagina’s 27 t/m 31.
4.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut 19 juni 2025: nr. 2025.05.21.156.